Adjectifs-Adverbes herhalingsles + kennistest

1 / 18
next
Slide 1: Link
FransMiddelbare schoolvmbo lwoo, mavoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Link

Wat weet je nog over l'adjectif
(bijvoeglijk naamwoord)
in het Frans?

Slide 2 - Mind map

De bijvoeglijk naamwoorden komen in het Frans..
A
Altijd voor het zelfstandig naamwoord
B
Altijd achter het zelfstandig naamwoord
C
Soms voor het zelfstandig naamwoord, soms erachter.
D
Soms voor het zelfstandig naamwoord, maar meestal erachter

Slide 3 - Quiz

Belangrijk:
1. De plaats van het bijvoeglijk naamwoord
2. De vorm van het bijvoeglijk naamwoord

Slide 4 - Slide

Sleep de vormen in de juiste kolom
Mannelijk enkelvoud
Vrouwelijk enkelvoud
Mannelijk meervoud
Vrouwelijk meervoud
content
sportive
grands
petites
beaux
nouvelles
bleu
positifs

Slide 5 - Drag question

De vormen verschillen dus voor mannelijk/vrouwelijk/ev/mv

Principe : voor vrouwelijk + e en voor meervoud + s (en dus vrl. mv + es)

Let op : soms vorm je de vrouwelijke vorm op een andere manier: 
- eau > -elle (beau > belle)
-if > -ive (positif > positive)
-eux > -euse (heureux > heureuse)
-e = -e (rouge = rouge)
-er > -ère (cher > chère, premier > première)

Slide 6 - Slide

Je vormt een bijwoord door:
1. het bijvoeglijk naamwoord vrouwelijk te maken : 
sérieux > sérieuse
difficile = difficile 

2. vervolgens +ment achter te zetten :
sérieusement
difficilement

Slide 7 - Slide

Let op, er zijn uitzonderingen:
bon → bien
(meilleur → mieux)
mauvais → mal
rapide → vite/ rapidement
long → longtemps
(gentil → gentiment)
vrai → vraiment

Slide 8 - Slide

Een bijvoeglijk naamwoord staat in de buurt van een zelfstandig naamwoord: une fille heureuse
Een bijwoord staat in de buurt van een werkwoord, bijvoeglijk naamwoord of ander bijwoord:
il marche rapidement
il chante vraiment bien (vraiment bij "chante" en bien bij "vraiment")

Slide 9 - Slide

Wat is het verschil tussen een bijvoeglijk naamwoord en een bijwoord?

Slide 10 - Open question

Vul de juiste vorm van het woord tussen (..) in.
1. J'ai un ____ chat (beau)

Slide 11 - Open question


2. Elle parle ____ (lent)

Slide 12 - Open question


3. Messi joue ____ (goed)

Slide 13 - Open question


4. Il est un ________ joueur (bon)

Slide 14 - Open question


5. Les filles font le travail ________ (sérieux).

Slide 15 - Open question


6. Le prof parle ________ aux élèves.(poli)

Slide 16 - Open question

Exercices
  1. En plus, p. 222-224
  2. Scoodle; D3 ER2; Aan de slag !
  3. https://francais.lingolia.com/fr/grammaire/les-adverbes/exercices 

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide