Week 20 hoofdstuk 5 en 6 - grammatica zinsdelen H5 (mv)

Welkom!
Nederlands  - Theorie + oefenen MW (gram.zinsdelen H5)
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl
Ma, di, wo, vrij

1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welkom!
Nederlands  - Theorie + oefenen MW (gram.zinsdelen H5)
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl
Ma, di, wo, vrij

Slide 1 - Slide

- Wat moet je weten van H5 - meewerkend voorwerp
- Oefenen met herkennen. 
- Vragen over de opdrachten? 

Doel:
- Je kunt van een tekst aangeven welk doel de schrijver heeft gehad, ook met de afbeeldingen bij een tekst. 







In deze instructie

Slide 2 - Slide

Vlak voor sluitingstijd verkocht de juwelier nog een dure ring aan een klant.
A
ontvanger = juwelier
B
ontvanger = dure ring
C
ontvanger = een klant
D
ontvanger = sluitingstijd

Slide 3 - Quiz

Binnenkort zal de gemeente de verouderde wijk een opknapbeurt geven
A
ontvanger = binnenkort
B
ontvanger = de gemeente
C
ontvanger = de verouderde wijk
D
ontvanger = een opknapbeurt

Slide 4 - Quiz

De ober heeft voor Xavier een glas verse jus d’orange ingeschonken
A
ontvanger = de ober
B
ontvanger = xavier
C
ontvanger = een glas verse jus
D
ontvanger = ingeschonken

Slide 5 - Quiz

De artiest toonde zijn kunsten aan een enthousiast publiek
A
ontvanger = de artiest
B
ontvanger = een enthouiast publiek
C
ontvanger = zijn kunsten

Slide 6 - Quiz

Het meewerkend voorwerp:

In een zin hebben de verschillende onderdelen, verschillende rollen. 

Onderwerp is de handelaar
Gezegde is de handeling
Lijdend voorwerp ondergaat iets
meewerkend voorwerp ontvanger

Slide 7 - Slide

Het meewerkend voorwerp:

Staat vaak aan of voor bij
Als het er niet staat, kun je het toevoegen

Antwoord op de vraag:
Aan wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?
(onthoud het pannekoeken bakken, hou je aan die volgorde!)

Slide 8 - Slide

Het meewerkend voorwerp:

Antwoord op de vraag:
Aan/voor wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?

Het bloemetje heb ik voor mijn oma gekocht.
PV = heb                                                 LV = het pupje
OW = ik (wie heeft iets gekocht?)   MV = voor mijn oma
Gez = heb gekocht                           

Slide 9 - Slide

Je praat met iemand
a. Je vertelt iets aan iemand
b. Je vertelt iemand iets

Slide 10 - Slide

Je praat met iemand
a. Je vertelt iets aan iemand
b. Je vertelt iemand iets
Geen mv
mv = (aan) iemand

Slide 11 - Slide

Wat:  Lezen H5 - opdracht 1, 2 en 3
           Lezen H6 - opdracht 1, 2 en 8B (dit heb je al af)

           Grammatica zinsdelen H5 - eigen leerlijn. 
Wanneer: Deze week (woensdag, donderdag en vrijdag). Volgende week uitleg over grammaticaH6) 

Hoe: werk netjes, denk aan het pannekoeken bakken, je bekijk een zin altijd in dezelfde volgorde!
- Blijf niet zelf aan modderen, op kantooruren is de docent gewoon beschikbaar! 
Aan de slag

Slide 12 - Slide

Wat wil je nog weten/ waar loop je tegenaan?

Slide 13 - Open question