§5 verkleinwoorden

Open je boek alvast op blz. 236
Zet je tas tegen de muur en 
spullen op tafel

§5 Verkleinwoorden uitleg
Voordat we beginnen:
WELKOM 
timer
5:00
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Open je boek alvast op blz. 236
Zet je tas tegen de muur en 
spullen op tafel

§5 Verkleinwoorden uitleg
Voordat we beginnen:
WELKOM 
timer
5:00

Slide 1 - Slide

1. Verder met Cursus 7: Spelling.
2. Uitleg paragraaf 5
3.  Herhalen 
4. Opdrachten huiswerk
5. Blooket

Wat gaan we vandaag doen?

Slide 2 - Slide


  • Je weet hoe je verkleinwoorden moet spellen.
Lesdoelen

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Het maken van aantekeningen kan helpen om de uitleg beter te onthouden. 
Aantekeningen
bij spelling

Slide 5 - Slide

Schrijf de volgende woorden in het meervoud.

lamp, dossier, pizzadoos, duif, kies
timer
2:00

Slide 6 - Open question

Je kunt een zelfstandig naamwoord (mens, dier of ding) verkleinen. Een verkleinwoord maak je meestal door het achtervoegsel -je of -tje achter het woord te plakken.

  • Let op:
  • Sommige verkleinwoorden krijgen -pje (boompje), ---kje (koninkje) of -etje (zinnetje).
  • Korte klanken kunnen lang worden (blad-blaadje).
  • Bij woorden die eindigen op de klinkers a, é, o en u wordt de klinker verdubbeld: auto-autootje, pizza-pizzaatje. 
Verkleinwoorden

Slide 7 - Slide

  • Bij woorden die eindigen op een medeklinker + i, verandert de i in ie: taxi-taxietje.
  • Bij woorden die eindigen op een medeklinker + y, komt een apostrof: lolly-lolly'tje, baby-baby'tje.
Verkleinwoorden

Slide 8 - Slide

Maak een zin waarin twee verkleinwoorden voorkomen.
Let op de spelling van deze verkleinwoorden.
timer
2:00

Slide 9 - Open question

Kies de juiste meervoudsvorm.

haring
A
haringetje
B
haringtje
C
harinkje
D
haringkje

Slide 10 - Quiz

Noteer:

- van drie dingen die je ziet het verkleinwoord.

- van drie mensen, dieren of dingen die je ziet de meervouds-vorm.

Slide 11 - Slide

Wat?
Cursus 7 Spelling §4 Opdracht 1,2,3 blz. 236-237
Hoe?
Noteer alle antwoorden in je schrift. Zo oefen je op de beste manier met leestekens.
Hulp
De theorie in deze LessonUp en de theorie in je boek.
Tijd
Vijftien minuten.
Waarom?
Om te oefenen met de spelling van
verkleinwoorden en meervoudsvormen.
Klaar?
Lees alvast de theorie van §6 of maak een samenvatting van de groene blokjes theorie.
Huiswerk 
timer
15:00

Slide 12 - Slide

Pak je device! Je hebt 2 minuten! We gaan oefenen met verkleinwoorden.
timer
2:00

Slide 13 - Slide