This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Hoofdstuk 2 Woordenschat
Figuurlijk taalgebruik
Slide 1 - Slide
Lesdoelen:
Je weet het verschil tussen letterlijk en figuurlijk
Je weet wanneer iets letterlijk of figuurlijk bedoeld wordt.
Slide 2 - Slide
Uitleg: letterlijk - figuurlijk taalgebruik
Letterlijk taalgebruik - Je zegt/schrijft precies wat je bedoelt Bijvoorbeeld: Ik ben verliefd
Figuurlijk taalgebruik - Je zegt/schrijft iets wat je niet letterlijk bedoelt Bijvoorbeeld: Ik heb vlinders in de buik
Slide 3 - Slide
Nog een vergelijking
Er staat: Hij liet zijn broer in de kou staan.
Bedoeld wordt: Hij liet zien broer in de steek.
Slide 4 - Slide
??
Zijn dit soort woorden/ uitdrukkingen onbekend voor jou --> woordenboek. Hoe? --> eerste of belangrijkste zelfstandige naamwoord --> opzoeken --> betekenis vind je daar dan.
Slide 5 - Slide
Bijvoorbeeld
Slide 6 - Slide
Figuurlijk taalgebruik wordt letterlijk genomen.
Slide 7 - Slide
Figuurlijk taalgebruik wordt letterlijk genomen.
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Video
Quiz
Weet jij het onderscheid te maken tussen letterlijk en figuurlijk?
Slide 10 - Slide
Met figuurlijk taalgebruik bedoel je precies wat er staat.
A
waar
B
niet waar
Slide 11 - Quiz
Wat is geen voorbeeld van figuurlijk taalgebruik
A
Het zag zwart van de mensen
B
Ik vond het maar een mager cijfer
C
Mijn moeder zegt dat ik dat niet moet doen
D
Dat is niet iets om over naar huis te schrijven
Slide 12 - Quiz
Hij vat de koe bij de hoorns.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 13 - Quiz
De tandarts zei dat ik goed had gepoetst.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 14 - Quiz
Wat een hondenweer!
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 15 - Quiz
Hij staat met z'n mond vol tanden
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 16 - Quiz
Ik heb een wond aan mijn hoofd.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 17 - Quiz
Je kunt me de boom in!
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 18 - Quiz
De meester struikelde over zijn veter.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 19 - Quiz
De aap klimt in de boom.
A
Figuurlijk
B
Letterlijk
Slide 20 - Quiz
De tandarts voelde Mark aan zijn tand.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 21 - Quiz
Helaas kwam er geen kip naar de gratis tennisles.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 22 - Quiz
Onder de boom lag een dode mus.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 23 - Quiz
Ik heb vanmorgen op het station twee uur in de kou gestaan.