2BB H4 TV1

H4 Taalverzorging
Verwijswoorden
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

H4 Taalverzorging
Verwijswoorden

Slide 1 - Slide

Vandaag...

Leg je agenda, etui en lesboek klaar.

*(voor)lezen
* nakijken H4 Lezen
* werkwoordspelling
* H4 Taalverzorging - verwijswoorden
* oefenen
* huiswerk

Slide 2 - Slide

Antwoorden KGT
Opdracht 1
1 a feit, b feit, c mening, d feit, e feit, f mening, g feit, h mening
Opdracht 2
1 Buitenbeentjes zijn groenten en fruit die er niet gewoon uitzien.
2 Je antwoord is goed als je twee voorbeelden hebt genoemd. Bijvoorbeeld: (heel) kromme komkommers, tomaten met vreemde uitsteeksels, paprika’s met allemaal ribbels, aardappels met vreemde punten.
3 Janita en Serena
4 Janita: want – Bas: omdat – Serena: daarom
5 Janita en Bas


Slide 3 - Slide

Opdracht 3
1 mening
2 C sieraden van mensentanden
3
a stroperij (al. 1 2 het stiekem vangen of doden van dieren
b illegale (al. 1) 6 wat niet mag volgens de wet
c grondstoffen (al. 2) 5 stoffen die uit de natuur komen en die nog bewerkt moeten worden
d schaars (al. 2) 3 iets waar weinig van is
e formaat (al. 3) 1 afmeting, grootte
f statement (al. 5) 4 krachtige bewering
4 feit
5 Lucie Majerus is tegen stroperij en ivoor. Ze vindt het diefstal.
6 vooral feiten
7 want
8 Snijtanden zijn langer dan kiezen.
9 daarom
10 A Bij sieraden van dierlijk ivoor is het ivoor gestolen, bij haar sieraden niet.
11 eigen antwoord met argument, bijvoorbeeld:
Een sieraad van bijvoorbeeld mijn eigen melktanden lijkt mij leuk, want dan vergeet ik nooit meer hoe ik deze tand verloren ben.
of: Omdat een tand of kies in je mond heeft gezeten, vind ik zo’n sieraad smakeloos/vies.


Slide 4 - Slide

Opdracht 5
1 topmodel Masao
2 B een verhaaltje over hoe Masao topmodel werd.
3 A alleen feiten
4
a zwoegen (al. 2) 1 hard werken
b binnen een mum van tijd (al. 2) 2 heel snel
c chaotisch (al. 3) 5 rommelig
d aanvankelijk (al. 3) 3 in het begin
e behoorlijk (al. 3 6 vrij veel
f geposeerd (al. 4) 4 model gestaan voor een fotograaf
5 alinea 2
6 maar
7 B Hij legt uit waarom Masao zo’n bijzonder model is.
8 Hij krijgt daar energie van.
9 want
10 Het is écht minder makkelijk dan je zou denken.
11 Hij vond het heel spannend.
12 argument 1: Masao was nog nooit eerder in Los Angeles geweest.
argument 2: Masao had nog nooit voor zo’n groot merk geposeerd.

Slide 5 - Slide

Werkwoordspelling

goed of fout?

De kinderen kleurde op de tekening.

Het meisje is naar huis gefietst.

We gaan gisteren naar de dierentuin.

Slide 6 - Slide

H4 Verwijswoorden
A. Ik geef jou cadeautjes
B. Ik geef jouw cadeautjes

Wat is het verschil tussen zin A en B?

Slide 7 - Slide

H4 Verwijswoorden
De verwijswoorden me, mij en mijn lijken erg op elkaar. Je kunt ze daarom ook heel gemakkelijk verkeerd gebruiken. Dit geldt ook voor de verwijswoorden je, jou en jouw.

Goed onthouden:
  • Kijk of het verwijswoord een bezit is
De verwijswoorden me, mij en mijn lijken heel erg op elkaar.
Je kunt ze daarom ook gemakkelijk verkeerd gebruiken.
Dit geldt ook voor de verwijswoorden je, jou en jouw.

Je gebruikt
mijn
jouw
je
als er een  bezit 
achter staat
In dat lokaal ligt mijn  jas.
Wat is jouw mening over de auto?
Misschien moet hij je broer even bellen.
mij
me
jou
je
als er geen bezit achter staat
Waarom luister niemand naar mij?
Gisteren vroeg Sanne me om advies.
De docent gaf jou de toets terug.
Wil je die schoenen even aangeven?

Slide 8 - Slide

DUS NIET
Me laptop
Me tante
Me telefoon
!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

Slide 9 - Slide

MAAR WEL
Mijn laptop
Mijn tante
Mijn telefoon
!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Link

Wat is goed?
A
Het is me boek.
B
De fiets is van jouw.
C
Het is jouw geit.
D
De geit is van mijn.

Slide 12 - Quiz

Vul in...
De jongen liet ....... voorgaan in de winkel.
A
jou
B
jouw

Slide 13 - Quiz

Geef me.....................boek eens terug.
A
mijn
B
me

Slide 14 - Quiz

Jij doet....................jas aan
A
jou
B
jouw

Slide 15 - Quiz

Huiswerk voor maandag 14 maart

Lezen:
Wild 175 t/m 186

BB: 
blz. 148 t/m 151 opdracht 1 t/m 8

KGT:
blz. 108-109 opdracht 1 t/m 5

Slide 16 - Slide