Grammar recap

Grammar recap
unit 3
1 / 13
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 13 slides, with text slides.

Items in this lesson

Grammar recap
unit 3

Slide 1 - Slide

Goals
aan het einde van de les...
- Kan je grammatica ‘toekomst will’ gebruiken.
- Kan je de vorm ‘used to’ gebruiken.
- Weet je wanneer je  ‘some/any’ moet gebruiken.
- Kan je can/could/to be able to/te be allowed gebruiken.

Slide 2 - Slide

Futur will 
Stappenplan:
Stap 1. kijken wat voor zin het is (+,-,?)
Stap 2. kijken over wie het gaat ( I, you, shit or other)
Stap 3. vul de juiste form van Will in.
Stap 4. + het hele werkwoord (to do/run/etc)
Voorbeeld: I will run tomorrow

Slide 3 - Slide

Oefening 
https://www.englisch-hilfen.de/en/exercises/tenses/will_future_mix.htm

Slide 4 - Slide

Use to 
Stappenplan:
Stap 1: wat voor zin is het (+,-,?)
Stap 2: juiste vorm van use to
Stap 3: hele werkwoord erachter plakken. ( to play, to run, etc)
Voorbeeld: I used to eat a lot of donuts.

Let op. bij + komt er een d achter use

Slide 5 - Slide

Oefening 
https://test-english.com/grammar-points/a2/used-to/

Slide 6 - Slide

Some/any… body/one, thing, where
Some/any: Als er een hoeveelheid aan voorwerpen zijn
Somebody/anybody: Als er een persoon is
Someone/anyone: Als er een specifiek persoon is
Something/anything: Als er een object is
Somewhere/anywhere: Als er een plaats is

Slide 7 - Slide

Wanneer some of any
Some bij +: I do know someone that can help. (+)
Any bij –: I do not know anyone that can help. (-)
Wanneer some en wanneer any bij vragen (?)
Some als je verwacht dat het antwoord op de vraag ja is.
Any als je niet weet het antwoord op de vraag ja of nee.
Voorbeeld:
May I have some chips? (antwoord is ja)
Is there any chips left? (antwoord kan ja of nee zijn)

Slide 8 - Slide

Oefening 
https://www.ego4u.com/en/cram-up/vocabulary/some-any/exercises?12

Slide 9 - Slide

can/could/able/allowed
can/can't = wanneer je iets wel/niet kan of mag. Je gebruikt het ook om te vragen of je iets kan/mag (aan bekende!).

could/couldn't = wanneer je wel/niet iets kon of mocht. Je gebruikt het ook om te vragen of je iets zou kunnen of mogen (aan een vreemde).

to be able to = wanneer je in staat bent om iets te doen.

to be allowed to = wanneer je iets mag doen (met toestemming) 

Slide 10 - Slide

Stappenplan 
Stap 1. kijken wat voor zin het is (+,-,?)
Stap 2. kan je, kon je, ben je in staat of mag je met toestemming.
Stap 3. can/can't, could/couldn't, be able to, be allowed to.
Stap 4. + het hele werkwoord (to do/run/etc)
Voorbeeld: I can run really fast

Slide 11 - Slide

Oefening 
https://www.learnenglish-online.com/grammar/modals/tests/modalability.html

Slide 12 - Slide

End









Slide 13 - Slide