1. Ik ken de dagen van de week, maanden & seizoenen in het Duits
2. Ik ken de kleuren in het Duits
Lektion 1:
1. Ik weet wanneer een zelfstandig naamwoord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is en weet welk lidwoord daarbij past.
Slide 6 - Slide
Das kannst du jetzt!
Beantworte folgende Fragen:
1. Welcher Tag ist heute?
2. Wie heißen Samstag und Sonntag zusammen?
3. In welchem Monat hat Sankt Nikolaus Geburtstag?
4. In welcher Jahreszeit ist es immer sehr warm?
Slide 7 - Slide
Welche Farben sind das?
Slide 8 - Slide
Das kannst du jetzt!
Duitse lidwoorden: welke bestaan er?
Slide 9 - Slide
Das kannst du jetzt!
Duitse lidwoorden: welke bestaan er?
der (= mnl.)
Slide 10 - Slide
Das kannst du jetzt!
Duitse lidwoorden: welke bestaan er?
der (= mnl.)
die (= vrl.)
Slide 11 - Slide
Das kannst du jetzt!
Duitse lidwoorden: welke bestaan er?
der (= mnl.) -->
die (= vrl.) -->
das (= onz.) -->
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Das kannst du jetzt!
Sich vorstellen:
KB S. 27
Slide 14 - Slide
Das kannst du jetzt!
Sich vorstellen:
KB S. 27
Opdracht:
In de vijfde klas ga je mee op de Berlijnreis en kom je op een kamer met twee andere leerlingen die je nog niet kent. Schrijf in drietallen een gesprekje waarin je elkaar leert kennen. (Bijv.: Hoe heet je? Waar woon je? Wat doe je graag?)
Slide 15 - Slide
Evaluatie formatieve toets
Analyseer je toets in 3 stappen:
1. Bekijk wat er al goed ging! Wat hoef je dus alleen nog te herhalen?
2. Wat ging er minder goed? Verbeter de fouten die je op je toets gemaakt hebt. Waar moet je dus nog wat beter voor leren?
3. Schrijf je bevindingen op het evaluatieformulier. Lever bij mij een duidelijk plan van aanpak in!