Future: present simple, present continuous, going to and will

Future
Present Continuous
Will
Going to
1 / 14
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 25 min

Items in this lesson

Future
Present Continuous
Will
Going to

Slide 1 - Slide

Present continuous
Regel:                                               Am -->  I
am/is/are + ww+ing                            Is   -->  he / she / it
                                                          Are -->  you / we / they / meervoud

Wanneer gebruik je deze tijd?
Bij afspraken in de nabije toekomst waarvan tijd EN plaats al vaststaat





Slide 2 - Slide

I ......................... my parent's house tomorrow.
A
am visiting
B
is visiting
C
are visiting

Slide 3 - Quiz

Susan......................... dinner at that new restaurant tonight.
A
am having
B
is having
C
are having

Slide 4 - Quiz

They ......................... flying to Rome next week.
A
am flying
B
is flying
C
are flying

Slide 5 - Quiz

Going to
Regel:                                               Am -->  I
am/is/are + going to + hele ww          Is   -->  he / she / it
                                                          Are -->  you / we / they / meervoud

Wanneer gebruik je deze tijd?
- iemand is in de toekomst iets van plan
- voorspellingen waar wel bewijs voor is (“het gaat regenen”: je ziet 
  donkere wolken)





Slide 6 - Slide

I ......................... for my test tonight.
A
am going to study
B
is going to study
C
are going to study

Slide 7 - Quiz

We ......................... sushi for dinner.
A
am going to have
B
is going to have
C
are going to have

Slide 8 - Quiz

Look at the dark clouds! It ......................... soon.
A
am going to rain
B
is going to rain
C
are going to rain

Slide 9 - Quiz

Will
Regel:
will + hele ww


Wanneer gebruik je deze tijd?
 - iets aanbieden
 - beloftes, aankondigingen en besluiten
 - voorspellingen waar geen bewijs voor is (“zij gaat de wedstrijd 
   winnen”: dit denk je, weet je niet zeker)






Slide 10 - Slide

They ..................... the match tomorrow.
(win)

Slide 11 - Open question

I ..................... you with those bags.
(help)

Slide 12 - Open question

She ..................... you some tea.
(get)

Slide 13 - Open question

Huiswerk: woensdag 7 april

Boekje: Opdracht 1 t/m 4

Kijk goed welke tijd je moet gebruiken! 
(staat boven de opdracht aangegeven)

Slide 14 - Slide