Nederlands Grammatica hoofdstuk 3

Nederlands
Grammatica 
Mevrouw Van Zal
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Nederlands
Grammatica 
Mevrouw Van Zal

Slide 1 - Slide

Wat gaan we deze les leren
  • Wat is het werkwoordelijke gezegd en hoe vind je die in de tekst?
  • Wat is het onderwerp in een zin en hoe vind je die?
  • Wat is het lijdend voorwerp en hoe vind je die?


Slide 2 - Slide

Werkwoordelijk gezegde (wg)
Werkwoordelijk gezegde = alle werkwoorden in een zin.
Eén of meer werkwoorden

wg zoeken, stappen:
  1. Doe de tijdproef en schrijf de persoonsvorm op
  2. Zoek de andere werkwoordsvormen en schrijf die achter de persoonsvorm

Slide 3 - Slide

Ik heb deze basketballer altijd al bewonderd.

Slide 4 - Open question

De elektricien controleert de aansluitingen in de woning.

Slide 5 - Open question

Je kon kiezen uit een tosti of een bakje macaroni.

Slide 6 - Open question

Het onderwerp
Het deel van de zin dat aangeeft wie of wat iets doet.

Onderwerp vinden:
Wie of wat + (werkwoordelijk) gezegde?
VB:
Joyce heeft het boek 'De Slavenring' gelezen.
wg: heeft gelezen
onderwerp (wie heeft gelezen?): Joyce

Slide 7 - Slide

Deze lockdown duurt mij veel te lang.

Slide 8 - Open question

De docent geeft nu les op afstand.

Slide 9 - Open question

Gelukkig kunnen de leerlingen nu wel uitslapen.

Slide 10 - Open question

Het lijdend voorwerp
Het deel van de zin dat aangeeft wat iemand overkomt of waarin iets/iemand wat meemaakt.
Lijdend voorwerp vinden:
Wat (soms Wie) + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?
VB:
Joyce heeft het boek 'De Slavenring' gelezen.
wwg: heeft gelezen
onderwerp (wie heeft gelezen?): Joyce
lv = Wat heeft Joyce gelezen? --> het boek 'De slavenring'

Slide 11 - Slide

De docent was vergeten zijn pyjama uit te doen

Slide 12 - Open question

De leerlingen zagen hun docent in pyjama.

Slide 13 - Open question

Gelukkig deed de docent snel de camera uit.

Slide 14 - Open question

Samenvatting
  1. Wat is de persoonsvorm?
    Tijdsverandering
  2. Wat is het werkwoordelijk gezegde?
    Persoonsvorm + rest van de werkwoorden uit een zin
  3. Wat is het onderwerp? 
Wie/wat + wg?
4. Wat is het lijdend voorwerp?
Wat (soms Wie) + wg + onderwerp?

Slide 15 - Slide

Aan het werk
Maken in Nieuw Nederlands Online
- Planning
- Lockdown week 1: les 1
- Maak opdracht 1 t/m 3 

Slide 16 - Slide