V4 4.4Theorieën en paradigma's

4.4 Theorieën en paradigma's
1 / 33
next
Slide 1: Slide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

4.4 Theorieën en paradigma's

Slide 1 - Slide

Voor VWO: 1e deel § 4.4 Criminologische Theorieën

Slide 2 - Slide

Samengevat op naar onderzoek.

Slide 3 - Slide

p. 69 (4.2) Paradigma
Een paradigma is het referentiekader van een onderzoeker. Het is de wetenschappelijke bril waar hij doorheen kijkt, een soort wetenschappelijke ideologie.

Het gevaar is dat het paradigma (die "bril") zo belangrijk wordt dat je er geen afstand meer van wilt doen. Hierdoor is je blikveld vernauwd. Inzichten die buiten jouw paradigma vallen worden al bij voorbaat afgewezen.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Ik zie een...

Slide 6 - Open question

Paradigmaverschuiving
Je ziet in hetzelfde ineens iets totaal anders wat je hele wetenschappelijke onderzoek op de kop zet.
EN!!!!
Nieuwe mogelijkheden opent!

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Copernicus
'Ik begon na te denken over de mogelijkheid dat de aarde beweegt; en hoewel het idee absurd leek, (...) dacht ik dat het mij (...) zou worden toegestaan om na te gaan of het postulaat van de beweging van de aarde misschien meer betrouwbare conclusies zou geven over de omwenteling van de hemelse sferen, dan mijn voorgangers hadden bereikt.'
(voorwoord van Over de omwenteling aan Paus Paul III)

Slide 9 - Slide

Denk je dat je zelf makkelijk verstrikt zou kunnen raken in een paradigma?
A
Ik begrijp nog steeds niet wat een paradigma is.
B
Ja, ik denk dat ik mijn eigen ideeën nogal moeilijk loslaat.
C
Nee, ik ben altijd wel bereid om dingen van een andere kant te bekijken.
D
Ja, maar ik moet mezelf gewoon dwingen te erkennen dat ik niet eenzijdig moet zijn.

Slide 10 - Quiz

Ben je bereid een ander gezichtspunt in te nemen als daarom gevraagd wordt.
A
Ja, zeker wel.
B
Ja, maar ik vind het wel lastig om toe te geven dat het moet.
C
Nee, ik ben moeilijk over te halen.
D
Nee, dat doe ik echt niet, ik geloof in mezelf.

Slide 11 - Quiz

Criminologische theorieën (zie 4.2)
Gelegenheidstheorie of rationele keuzetheorie
etiketteringstheorie
bindingstheorie
Structurele deviantie theorie

Slide 12 - Slide

Verschil in kijkrichting
Verschil te zien in de richting waarin de wetenschappers kijken.
Dus op wie richten de onderzoekers hun aandacht op de eerste plaats?
Bekijk de volgende foto's en bepaal.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Als eerste kun je een verschil maken in
kijkrichting op
A
micro- en macroniveau
B
individuen en samenlevingen
C
Beide zijn goed
D
Beide zijn fout

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Slide

Als tweede richt men zich op
A
Conflict en overeenstemming
B
Conflict en consensus
C
Beide zijn goed
D
Beide zijn fout

Slide 17 - Quiz

Niet mee mogen/willen doen (outgroup zijn) speelt een rol bij:
A
rationele keuze theorie
B
ettiketteringstheorie
C
structurele deviantietheorie
D
Alle drie

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Slide

Beste verklaring
Binnen de sociale wetenschappen is er niet een heersend idee, maar zijn er verschillende paradigma's die ervan uitgaan dat zij de beste verklaring voor de werkelijkheid bieden.

Hoe je kijkt als wetenschapper hangt dus af van welke theorie je aanhangt.

Slide 20 - Slide

Als wetenschapper zou ik eerder kijken naar
A
individuen (actoren)
B
structuren (in een samenleving)
C
Ik bekijk steeds beide en bepaal dan welke de beste is.
D
Ik geef gewoon iedereen de schuld.

Slide 21 - Quiz

Lees blz. 76 en 77
timer
3:00

Slide 22 - Slide

Ik voel het meest voor de kijkrichting die uitgaat van:
A
individuen en conflicten
B
individuen en overeenstemming
C
samenlevingsstructuren en conflicten
D
samenlevingsstructuren en overeenstemming

Slide 23 - Quiz

Lees p. 78 en 79
timer
3:00

Slide 24 - Slide

Ik zie dus kennelijk het meest in het:
A
rationele actorparadigma
B
sociaal constructivismeparadigma
C
conflictparadigma
D
functionalisme paradigma

Slide 25 - Quiz

Lees p. 80 en 81
timer
1:00

Slide 26 - Slide

De wetenschapper/filosoof die het dichtst bij mijn kijkrichting komt is:
A
Adam Smith
B
Max Weber
C
Karl Marx
D
Emile Durkheim

Slide 27 - Quiz

Ik moet me nog verder verdiepen in de paradigma's en de wetenschappers die erbij horen.
A
zeker
B
ja dat moet van de docent
C
moet dat echt?
D
Ik ga het gewoon doen en proberen te begrijpen en onthouden!!

Slide 28 - Quiz

4.4 samenvatten en opdrachten maken om te oefenen
Zie planner

Slide 29 - Slide

Extra

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Link

Slide 32 - Video

4.5 Tegendraads
doorlezen

Slide 33 - Slide