Wat moet er in de opdracht verwerkt worden ?
- Per persoon 10 zinnen:
Bijvoorbeeld: begroeten, noemen wat je wilt, hoeveelheden, iets is er misschien niet, vragen of de klant nog iets anders wenst, vragen naar wat het kost, afrekenen, contant of pinnen, tasje, afscheid, etc.
- Minimaal de volgende lidwoorden:
3 keer een delend lidwoord (du, de l’, de la, des)
1x “de” na een ontkenning en 1x “de” na een woord van hoeveelheid