Lees de tekst "Dom en onuitstaanbaar" en beantwoord daarna de vragen
1 / 43
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3
This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Tekst
Lees de tekst "Dom en onuitstaanbaar" en beantwoord daarna de vragen
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
1a Wat is het tekstdoel van tekst 1?
Slide 6 - Open question
1b Wat is de tekstsoort van tekst 1?
Slide 7 - Open question
2a Noem vijf functies die de inleiding van een tekst kan hebben.
Slide 8 - Open question
2b De inleiding van tekst 1 is vrij lang en heeft dan ook meerdere functies. Welke vier functies heeft deze inleiding?
Slide 9 - Open question
3a etnisch = betrekking hebbend op de volken segregatie = apartheid Wat bedoelt Evelien Tonkens met etnische segregatie in het onderwijs (r. 8)?
Slide 10 - Open question
3b Evelien Tonkens uitte in haar column van 6 augustus kritiek op aparte scholen voor hoogbegaafde basisschoolkinderen, de zogenaamde Leonardo-scholen. Welke twee kritische kanttekeningen (r. 5/6) had ze? Citeer uit de tekst.
Slide 11 - Open question
3c Wat is volgens Evelien Tonkens een beter idee dan het oprichten van Leonardo- scholen? Citeer uit de tekst.
Slide 12 - Open question
4a Welk signaalwoord van oorzaak-gevolg zie je in alinea I?
Slide 13 - Open question
4b Wat is de oorzaak, en wat het gevolg? oorzaak: ………………………………………………………………………………………….. gevolg: ………………………………………………………………………………………….....
Slide 14 - Open question
4c Noem nog een signaalwoord van het tekstverband oorzaak-gevolg.
Slide 15 - Open question
5 a Eveliens column van 6 augustus leverde honderden reacties op. Welke twee punten werden in die reacties vaak naar voren gebracht?
Slide 16 - Open question
5b Welke twee opsommende signaalwoorden hebben je geholpen bij de beantwoording van vraag a?
Slide 17 - Open question
6a De reactie van een zekere 'Aart' (r. 15/16) bevat een tegenstellend signaalwoord. Welk?
Slide 18 - Open question
6b Waaruit bestaat de tegenstelling?
Slide 19 - Open question
6c Deze tegenstelling bevat een aanname: iets wat Aart niet expliciet zegt, maar wat hij wel bedoelt. Welke aanname is dat?
Slide 20 - Open question
7 Alinea III begint met Een derde vorm van woede (r. 17). Noteer kort de drie vormen van woede die Evelien Tonkens onderscheidt.
Slide 21 - Open question
8 a Welke opsommende signaalwoorden zie je in alinea III?
Slide 22 - Open question
8b Waaruit bestaat de opsomming?
Slide 23 - Open question
8c Noem nog een opsommend signaalwoord, een dat niet in alinea III staat.
Slide 24 - Open question
9 a Maak duidelijk dat een argument tegen een mening niet hetzelfde is als een tegenargument.
Slide 25 - Open question
9b Wat is de functie van alinea IV? Kies uit: argument – tegenargument – weerlegging.
Slide 26 - Open question
10 a Gelukkig waren er ook inhoudelijke argumenten tegen mijn betoog. (r. 20) Wat zegt Evelien Tonkens daarmee indirect over de argumenten in de aangehaalde reacties uit alinea I, II en III?
A
Die argumenten vond ze ook inhoudelijk.
B
Die argumenten vond ze niet inhoudelijk
C
Die argumenten vond ze zeer de moeite waard.
D
Die argumenten vond ze controversieel.
Slide 27 - Quiz
10 b Hoogbegaafden komen niet automatisch goed terecht. Waaruit blijkt dat? Haal je informatie uit alinea IV.
Slide 28 - Open question
10 c Wat zijn objectieve argumenten?
Slide 29 - Open question
10 d Wat zijn subjectieve argumenten?
Slide 30 - Open question
10 e Is de informatie die je bij opdracht b opgeschreven hebt subjectief of objectief?
Slide 31 - Open question
13 a Wat is de functie van alinea V? Kies uit: argument – tegenargument – weerlegging.
Slide 32 - Open question
13 b Wat wordt in deze tekst bedoeld met eenheidsworst (r. 26 en r. 30)? Gebruik je eigen woorden.
Slide 33 - Open question
13 c Op welk tekstverband duidt het signaalwoord dus (r. 29)?
Slide 34 - Open question
13 d Noem nog een signaalwoord van dat tekstverband.
Slide 35 - Open question
13 e Het lijkt Evelien Tonkens beter om de kinderen op de basisschool bij elkaar te houden. Welke vier aanpassingen zijn volgens haar nodig om dat te realiseren?
Slide 36 - Open question
14 a Wat is de functie van alinea V? Kies uit: argument – tegenargument – weerlegging.
Slide 37 - Open question
Voor als het echt niet lukt om kinderen bij elkaar op de basisschool te houden, heeft
Evelien Tonkens een ander voorstel. Welke zin in alinea VI geeft dit voorstel weer?
A Maar als het echt niet mogelijk is kinderen bij elkaar op school te houden, dan moeten we geen hoogbegaafdenklasjes maken waar we kinderen afzonderen als heel bijzonder.
B Als kinderen met een hoog IQ eigenlijk alleen maar goed ruimtelijk inzicht hebben en goed kunnen rekenen, maar datzelfde IQ niets over hun taalvermogen zegt, zoals Bart Koolhaas beweert, als ze vaak allerlei leer- en gedragsproblemen hebben, als hoogbegaafdheid ‘vaak meer een handicap dan een voorrecht is,’ zoals ‘Matthijs’
zegt, laten we dan ophouden ze hoogbegaafd te noemen.
C Als we deze kinderen niet op de gewone basisschool kunnen houden, kunnen we beter al eerder niveauverschillen aanbrengen – middels een vwo-basisschool, een
havo-basisschool, et cetera.
Slide 38 - Drag question
15 a Op welk tekstverband duidt het signaalwoord want (r. 46)?
Slide 39 - Open question
15 b Noem nog een signaalwoord van dat tekstverband.
Slide 40 - Open question
c Volgens B. Veentjes zullen de kinderen van de vmbo-basisschool meteen het bijltje erbij neerleggen. (r. 46/47). Dit is een
Argument
Tegenargument
Weerlegging
Slide 41 - Drag question
16 d Evelien Tonkens' reactie op de uitspraak van B. Veentjes is: We moeten in het onderwijs individuele leermogelijkheden aanbieden, niet kinderen als heel dom of heel apart eruit lichten. (r. 48/49)