H1 Saul 2 Macht over mensen

• Godsdienst
• Middelbare school
• mavo, vwo
• Leerjaar 2

VHZ les 2: koning Saul

Welkom!

Laptop op tafel 

Vandaag

1. (dagopening)
2. wat-weet-je-nog-quiz
3. profeet
4. Saul
5. opdracht 4 en 5

Leerdoelen:

1. Je kunt de functie van een profeet omschrijven.
2. Je kunt een uitleggen waarom koning Saul faalde. 
   
3. Je kunt het verhaal van David en Goliath navertellen. 

1. Wat-weet-je-nog-quiz

1. Onder zijn leiding trok het joodse volk door de woestijn, vanuit Egypte.

1. Eli
2. Mozes
3. Jozua
4. Jezus

2. Hij was de opvolger van Mozes.

1. Samuël
2. Saul
3. Jozua
4. David

3. Hij was de laatste rechter, daarna kwam er een koning.

1. Samuël
2. Saul
3. Jozua
4. David

4. De naam voor het beloofde land.

1. Israël
2. Palestina
3. De Verenigde Staten
4. Kanaän

5. Deze persoon spreekt altijd namens God. Vaak na het krijgen van dromen.

1. De stadsomroeper
2. De verhalen verteller
3. Een profeet
4. De dominee/ priester

Profeten

Lezen blz. 9

boodschappen van God doorgeven

waarschuwen om zich aan de Tora te houden

toekomst voorspellen

Wat doet een profeet niet?

1. Hij waarschuwt de mensen voor de straf
2. Hij roept op tot bekering
3. Hij laat weten hoe het volk in de ogen van God eraan toe is
4. Hij vraagt vriendelijk of de mensen willen veranderen

lezen blz. 10

daarna maken opdracht 4(werkboekje)

Welke functie heeft Samuel niet gehad?

1. Koning
2. Priester
3. Profeet
4. Rechter

Hoe wist Samuel dat Saul koning moest worden?

1. hij zag dat Saul een goede leider was
2. hij zag dat Saul heel groot en sterk was
3. God zei het tegen hem
4. Saul wilde het graag

Aan welke eisen aan het koningschap hield koning Saul zich niet meer?

1. Het handhaven van de regels van de Tora
2. Hij luisterde niet meer naar de profeet Samuël
3. Hij had teveel vrouwen
4. Het beschermen van de zwakken in de samenleving

Samuel waarschuwt voor slechte koningen. Wat hoort er NIET bij?

1. dwangarbeid
2. belastingen
3. afpersing
4. slavernij

6. Deze titel droeg Saul.

1. Koning
2. Keizer
3. Rechter
4. President

7. De rechter handhaaft de orde, bestuurt en spreekt recht

1. Juist
2. Onjuist

Koning Saul 

Lezen blz. 10-11

Maak opdracht 4 (blz. 11) en 5 (blz. 12-13)

Tabernakel

• "tent" van de samenkomst
  
• God wil onder Zijn volk wonen
• voorhof, heilige en heilige der heiligen
• ark van het verbond: twee stenen tafels, staf van Aäron en gouden pot met manna
• alle voorwerpen hebben een betekenis

0

Wat heb je geleerd?

Quiz

Hij handhaaft de orde, bestuurt en spreekt recht

1. koning
2. rechter
3. profeet
4. priester

Deze titel droeg Saul

1. onoverwinnelijke
2. koning
3. majesteit
4. lange boerenzoon

Een bedreigd stadje dat door Saul bevrijd werd

1. Silo
2. Jeruzalem
3. Sion
4. Jabes

De naam van de priester die Samuël opgeleid heeft

1. Zacharia
2. Aäron
3. Eli
4. Saul

Aan welke eisen aan het koningschap hield koning Saul zich niet meer?

1. Het handhaven van de regels van de Tora
2. Hij luisterde niet meer naar de profeet Samuël
3. Hij had teveel vrouwen
4. Het beschermen van de zwakken in de samenleving

Als straf voor Saul's gedrag wordt niet zijn zoon koning, maar wie dan wel?

1. David
2. Goliath
3. Samuël
4. Salomo

Volgende week:

• SO blz. 6-11 (noteer in agenda!)
• David wordt koning, blz. 13-17