Herhaling H1

Herhaling H1

1.1 kun jij kopen wat je wilt?

Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen basisbehoeften en overige behoeften.

Je kunt uitleggen welke twee middelen er zijn om in je behoeften te voorzien.

Je kunt drie manieren noemen om in je behoeften te voorzien.

Je kunt uitleggen wat prioriteiten stellen betekent.

Je kunt met een percentage een getal uitrekenen.

Voeding, kleding en een woonruimte zijn voorbeelden van

1. Overige behoeften
2. Luxe behoeften
3. Basisbehoeften

Leg in je eigen woorden uit wat prioriteiten stellen betekent

Noem een voorbeeld van een vrij goed

Je kan in je behoeften voorzien zonder iets te kopen, dit noem je

Je hebt een inkomen van €840,-. Hiervan spaar jij 15%. Bereken in euro's hoeveel jij van je inkomen spaart

1.2 hoe word je beïnvloed? 

Je kunt het verschil uitleggen tussen sociale beïnvloeding en commerciële beinvloeding.

Je kunt de zes P’s van marketing noemen en herkennen.

Je kunt uitleggen wat een doelgroep is.

Je kunt verschillende soorten reclame van elkaar onderscheiden.

Je kunt een percentage uitrekenen.

Reclame om een merknaam bekender te maken, noem je

1. Informatieve reclame
2. Merkreclame
3. Ideële reclame
4. Commerciële reclame

Als fabrikanten en winkeliers je proberen over te halen om iets te kopen, is er spraken van

1. Sociale beïnvloeding
2. Commerciële beïnvloeding

De marketingmix bestaat uit de

1. 6P'S
2. 4C'S
3. 3A'S
4. 4B'S

De normale prijs van een tas is €75,-. Je krijgt €30,- korting. Hoeveel procent is dat?

1.3 je inkomsten en uitgaven 

Je weet het verschil tussen een begroting maken en budgetteren.

Je weet welke soorten inkomens er zijn.

Je weet welke soorten uitgaven er zijn.

Je kunt bedragen omrekenen van een maand naar een week en andersom.

Per week krijg je €15,- zakgeld van je ouders. Hoeveel is dit per maand?

Het afstemmen van je inkomsten op je uitgaven noem je..

1. Bezuinigen
2. Budgetteren

Op de vorige afbeelding zag je een overzicht van de verwachte inkomsten en uitgaven voor het komende jaar. Welk begrip hoort hierbij?

1.4 wat kost het nu en later 

Je kunt een te reserveren bedrag berekenen.

Je kunt berekenen wat het kost om een scooter te kunnen rijden.

Je weet dat een stijging of daling van prijzen invloed heeft op je koopkracht.

Je kunt een stijging of daling in procenten uitrekenen.

Over een jaar wil je een nieuwe TV kopen van €760,-. Hoeveel moet je per maand reserveren?

Drie jaar geleden kreeg jij €2,- zakgeld. Nu krijg jij €7,50 zakgeld. Met hoeveel procent is jouw zakgeld gestegen?

Als de inflatie hoger is dan de stijging van jouw inkomen, dan ..... jouw koopkracht

1. Stijgt
2. Daalt
3. Blijft het gelijk