Voegwoorden

Voegwoorden
We plakken zinnen aan elkaar. 
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Introduction

Les over zinnen en zinsstructuur.

Items in this lesson

Voegwoorden
We plakken zinnen aan elkaar. 

Slide 1 - Slide

Het wordt vandaag mooi weer. We gaan naar het strand.

Slide 2 - Slide

Het wordt vandaag mooi weer, dus we gaan naar het strand.

Slide 3 - Slide

Enkelvoudige zin

  • Zin met één werkwoord
Samengestelde zin

  • Zin met twee of meer werkwoorden

Slide 4 - Slide

Voorbeeld enkelvoudige zin
  • Het wordt slecht weer vandaag.
  • Ik ga vandaag naar de Action.
  • Hij kijkt veel naar Star Wars.

Slide 5 - Slide

Voorbeeld samengestelde zin
  • Toen de zomervakantie dichterbij kwam, werden de leerlingen minder gemotiveerd. 
  • Hij kijkt veel naar Star Wars en schrijft daar over op zijn website.

Slide 6 - Slide

Drie studerende kinderen kunnen een flinke kostenpost worden voor ouders.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 7 - Quiz

Ik zou vandaag best in bed willen blijven.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 8 - Quiz

Als je nu naar huis gaat, regen je flink nat.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 9 - Quiz

Wil je liever zuurkool of spruitjes?
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 10 - Quiz

Wil je liever naar Duitsland of wil je liever naar Oostenrijk?
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 11 - Quiz

Mijn moeder vraagt of je vanavond wilt blijven eten.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 12 - Quiz

Voegwoorden
Verbinden zinnen, woorden of woordgroepen met elkaar.

Je kunt kiezen uit zeilen of zwemmen.

Slide 13 - Slide

Neven- en onderschikkend
  • Nevenschikkende voegwoorden verbinden twee woorden, twee woordgroepen of                    twee hoofdzinnen.
  • Onderschikkende voegwoorden verbinden bijzinnen met hoofdzinnen.

Slide 14 - Slide

Nevenschikking voegwoorden

  • Want
  • Of
  • Dus
  • En
  • Maar

Ezelsbruggetje: WODEM
Onderschikking voegwoorden

  • Aangezien
  • Als
  • Dat
  • Doordat
  • Terwijl
  • Toen
  • Omdat
  • Hoewel
  • ....

Slide 15 - Slide

Wat is het voegwoord?
Ga je mee voetballen of ga je liever televisie kijken?
A
je
B
liever
C
of
D
televisie

Slide 16 - Quiz

Vul in terwijl of omdat
We gingen naar het bos, ..... het mooi weer was
A
omdat
B
terwijl

Slide 17 - Quiz

Ik kletste met mijn broer, ..... ik van het zonnetje genoot.
A
omdat
B
terwijl

Slide 18 - Quiz

Maak van de 2 zinnen 1 lange zin met omdat of terwijl

Ik juich.
Ik heb gewonnen.

Slide 19 - Open question

Maak van de 2 zinnen 1 lange zin met omdat of terwijl

Ik zwaai naar Lara.
Ik fiets naar de tennis.

Slide 20 - Open question

Slide 21 - Link