20 de verschillende onderdelen van een bloem met zijn taak benoemen en herkennen in een afbeelding.
21 de termen bestuiving en bevruchting op de juiste manier gebruiken en uitleggen. Daarbij kan ik ook het
verschil tussen windbloemen en insectenbloemen benoemen, en herkennen in een afbeelding.
22 uitleggen wat er gebeurt na de bevruchting, hoe zaden worden verspreidt en hoe uit een zaadje een
nieuwe plant kan groeien (levenscyclus).
23 het verschil uitleggen tussen geslachtelijke en ongeslachtelijke voortplanting.
24 verschillende voorbeelden geven van ongeslachtelijke voortplanting, en deze herkennen in een
afbeelding
25 uitleggen hoe je met behulp van stekken een plant kunt vermeerderen, daarnaast kan ik benoemen
wat het voordeel is van stekken.
26 stap voor stap uitleggen hoe veredeling van planten gaat.
27 aan de levenscyclus van een plant herkennen of de plant één, twee of meerdere jaren leeft.