This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Voortplanting van planten
Slide 1 - Slide
Wat weet je nog over de voortplanting van planten?
Slide 2 - Mind map
Waarvoor heeft een plant bloemen?
De voortplantingscellen zitten in de bloemen:
- Zaadcellen noemen we de stuifmeelkorrels.
- Eicellen zijn bij planten ook eicellen.
In de bloemen vindt de bevruchting plaats.
Daaruit ontstaan de nakomelingen = zaadjes (waaruit een plantje kan groeien).
Slide 3 - Slide
De bloem
Meeldraad
- helmdraad
- helmknop met stuifmeelkorrels
Stamper
- stempel
- stijl
- vruchtbeginsel met zaadbeginsels waarin eicellen zitten
Slide 4 - Slide
Waaraan kun je een windbloem of insectenbloem herkennen?
Slide 5 - Open question
Insectenbloemen
Insect verzamelt nectar.
Stuifmeel plakt aan insect, en plakt aan de stempel bij dezelfde/ andere bloem.
Slide 6 - Slide
Windbloemen
De wind neemt het stuifmeel mee.
Komt op de stempels van andere bloemen.
Slide 7 - Slide
Wat is het verschil tussen bestuiving en bevruchting?
Slide 8 - Open question
Bestuiven en bevruchten
Bestuiven = stuifmeel komt (door insect of wind) op de stempel
De stuifmeelkorrel vormt een buis door de stijl naar beneden, richting de vruchtbeginsels (met daarin de eicellen).
Bevruchten = kern van stuifmeelkorrel en eicel smelten samen - bevruchte eicel
Slide 9 - Slide
Hoe ontstaan zaden en vruchten?
Na de bevruchting begint alles te groeien:
1. het vruchtbeginsel van de stamper groeit uit tot een vrucht
2. binnenin het vruchtbeginsel groeien alle zaadbeginsels waarbij de eicel is bevrucht uit tot een zaadje
Slide 10 - Slide
Zaden
- Kiem (mini blaadje en mini worteltje)
- Zaadlobben met reservevoedsel
Stop je een zaadje in de grond, dan wordt de kiem een nieuw plantje (gebruikt eerst het reservevoedsel uit de zaadlobben)
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Uit vruchtbeginsels ontstaan vruchten
Na de bevruchting:
1. Bloemen verschrompelen
2. Zaadbeginsels wordt zaad
3. Vruchtbeginsel wordt vrucht
Slide 13 - Slide
In de bloem:
Zaadbeginsels worden zaden
Na de bevruchting gaan de zaadbeginsels en het vruchtbeginsel groeien. De zaadbeginsels ontwikkelen zich tot zaden met in elk zaad een bevruchte eicel.
Als een eicel in een zaadbeginsel niet bevrucht is, verschrompelt dat zaadbeginsel.
De zaden van peulvruchten noem je bonen.
1. Verschrompeld zaadbeginsel: Dit zaadbeginsel is niet bevrucht.
2. Een minder goed ontwikkelt zaad (het kleinere boontje)
1
Restant bloemkelk met bloemsteel
2
Restant van de stijl
3
Slide 14 - Slide
Op welke manieren kunnen zaden zich verspreiden?
Slide 15 - Open question
Verspreiding van de zaden (in de vruchten)
De zaadjes (in de vruchten) moeten verspreid worden zodat ze op een geschikte plek kunnen ontkiemen.
1. verspreiding door dieren
- vruchten eten en zaadjes poepen
- vruchten met weerhaakjes die in vacht kleven
2. verspreiding door plant zelf
3. verspreiding door de wind
Slide 16 - Slide
Voortplanting bij planten
Geslachtelijke voortplanting - er is bevruchting en er ontstaan zaden.
Ongeslachtelijke voortplanting - een stukje volwassen plant groeit uit tot een nieuwe plant.
Slide 17 - Slide
Ongeslachtelijke voortplanting
Stek - stukje van de plant afsnijden.
Deling
Uitlopers - stengels boven de grond, bv. aardbeien.
Bol - ondergronds stuk stengel, met rokken, tussen de rokken groeien klisters, die groeien uit tot nieuwe bollen.
Knol - ondergrondse uitlopers van stengels, bv. aardappel.
Wortelstok - uit verdikkingen op wortelstokken groeien nieuwe plantjes.
Slide 18 - Slide
Voorbeelden ongeslachtelijke voortplanting
Slide 19 - Slide
Planten
vermeerderen: stekken
Planten ongeslachtelijk vermeerderen gaat snel.
Er is maar één ouderplant. De nakomelingen zijn dus precies hetzelfde.
Slide 20 - Slide
Planten vermeerderen: veredelen
1. Het kiezen van een plant met de gewenste eigenschappen, die worden gekruist.
2. Uit de zaden worden nieuwe planten gekweekt.
3. De besten worden geselecteerd en gebruikt voor de volgende kruising.
4. De gewenste planten worden ongeslachtelijk vermeerdert.
Slide 21 - Slide
Levenscyclus van planten
Eenjarige plant: een plant die zijn volledige levenscyclus van kieming, groei, bloei en zaadproductie binnen een jaar (één groeiseizoen) voltooit.
De plant overwintert als zaad in de grond.
Slide 22 - Slide
Levenscyclus
Tweejarige planten: zoals het voorbeeld hiernaast. Vormt in het tweede jaar pas zaden!
Slide 23 - Slide
Overblijvende of vaste planten
Overblijvende planten (= vaste planten) kunnen meerdere jaren bloeien.
- Ieder voorjaar lopen ze opnieuw uit, bloeien en vormen zaden.
- In de zomer slaan ze reservestoffen op in knollen of bollen.
- Najaar sterven de bovengrondse delen, de ondergrondse delen overleven.