- infinitivus = hele werkwoord (te zien, -ik wil- zien)
Slide 3 - Slide
stam van het werkwoord
Vanuit de woordenlijst : -re van de infinitivus afhalen Voorbeeld: videre = zien , stam = vide
Vanuit een tekst : persoonsuitgang van de PV afhalen Voorbeeld: videt = hij ziet , stam = vide (- t) videbat = hij zag , stam = vide (- bat)
Slide 4 - Slide
Let op : medeklinkerstam
Woorden die bij de medeklinkerstam horen krijgen vaak een klinker om de stam met de uitgang te verbinden.
Deze hoort NIET bij de stam!
Dit is goed om te onthouden als je de betekenis gaat opzoeken.
Disco zet onder de infinitivus van de e-stam een streepje: videre
Slide 5 - Slide
Kijk bij twijfel naar de
infinitivus in de
woordenlijst.
a-stam
e-stam
i-stam
mk-stam
exclamat
timetis
fugis
trahunt
audit
aperiunt
ridet
legimus
Slide 6 - Drag question
Ik had foutjes in de vorige oefening, is dat erg?
Nee, dat is niet erg. De vertaling zal er meestal niet door veranderen.
Het is handig om te zien of op te kunnen zoeken bij welke stam een werkwoord hoort, voor het perfectum.
Slide 7 - Slide
Wat zijn de PV uitgangen voor het perfectum? Het zijn er 6.
Slide 8 - Open question
Stam voor perfectum
Belangrijk om te weten:
voor het (plusquam)perfectum verandert de stam van werkwoorden.
Achter deze veranderde stam komen de uitgangen:
i, isti, it, imus, istis, erunt of
eram, eras, erat, eramus, eratis, erant
Slide 9 - Slide
Hoe verandert de stam?
a-stam + v : vocavi = ik heb geroepen , vocaveram = ik had geroepen
i-stam + v : audivi = ik heb gehoord , audiveram = ik had gehoord
e-stam => e verandert in u : terrui = ik heb bang gemaakt , terrueram = ik had bang gemaakt (van terrere)
mk-stam => stam verandert op eigen manier =>moet je apart leren/opzoeken
dixi = ik heb gezegd, dixeram = ik had gezegd (van dicere) reliqui = ik heb verlaten, reliqueram = ik had verlaten (van relinquere)
Slide 10 - Slide
Hoe vertaal je een PV?
- gebruik de stam om de betekenis te vinden (meteen een check of je een werkwoord hebt)
- werk van achteren naar voren: Welke uitgang herken je? Dan weet je de persoon (ik, jij, hij/zij,
wij, jullie, zij) en soms ook al de tijd. Staan er herkenletters voor? Zoals -ba- of -era- of -v- Is de stam veranderd? Ja? Dan heb je een perfectum of plusquamperfectum. Nee? Dan heb je een praesens of imperfectum.
Slide 11 - Slide
Vertaal: neglegis
A
jij verwaarloost
B
jij verwaarloosde
C
jij hebt verwaarloosd
D
jij had verwaarloosd
Slide 12 - Quiz
ponebat
A
hij/zij plaatst
B
hij/zij plaatste
C
hij/zij heeft geplaatst
D
hij/zij had geplaatst
Slide 13 - Quiz
Vertaal: perfecit
A
hij/zij voltooit
B
hij/zij voltooide
C
hij/zij heeft voltooid
D
hij/zij had voltooid
Slide 14 - Quiz
Vertaal: effugit
A
hij/zij vlucht weg
B
hij/zij vluchtte weg
C
hij/zij is weggevlucht
D
hij/zij was weggevlucht
Slide 15 - Quiz
Vertaal: tenuimus
A
wij houden vast
B
wij hielden vast
C
wij hebben vastgehouden
D
wij hadden vastgehouden
Slide 16 - Quiz
Vertaal: consistimus
A
wij blijven staan
B
wij bleven staan
C
wij zijn blijven staan
D
wij waren blijven staan
Slide 17 - Quiz
Vertaal: exceperunt
A
zij ontvangen
B
zij ontvingen
C
zij hebben ontvangen
D
zij hadden ontvangen
Slide 18 - Quiz
Vertaal: averterant
A
zij wenden af
B
zij wendden af
C
zij hebben afgewend
D
zij hadden afgewend
Slide 19 - Quiz
Vertaal: iuraveratis
A
jullie zweren
B
jullie zwoeren
C
jullie hebben gezworen
D
jullie hadden gezworen
Slide 20 - Quiz
Tot slot
6 werkwoorden waarvan het praesens niet netjes de regels volgt van stam + uitgang: