VM1C chapitre 3 les 11 100320

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

Bienvenue  VM1C    

Bienvenue!

Aujourd'hui c'est mardi 10 mars.

le programme (5')

1. lecture               10'

2. les devoirs      10'

3. révision            10'

4. parler   (AIM)  10'

5. au travail         10'

6. évaluation        3' 

boeken en laptop startklaar s.v.p.

_{Les buts}

_{Aan het einde van deze les...}

* heb je geoefend met de woordjes van chapitre 3, het bezittelijk voornaamwoord, de spreekzinnen en de getallen.

* weet je wat je nog moeilijk vindt van chapitre 3 en wat je kunt doen om dit beter te kennen / kunnen.

les objectifs

1. Je verbetert je leesvaardigheid in het Frans;

2. Je oefent met de woorden van chapitre 3;

3. Je oefent met het bezittelijk voornaamwoord in het Frans;

4. Je oefent met de spreekzinnen in het Frans.

5. Je herhaalt de getallen in het Frans. 

lire (10')

chapitre 4:

Werk verder aan de opdrachten (vanaf ex. 11)

                 (Of nakijken als je
          niet digitaal  
              hebt gewerkt)

Lecture

chapitre 4:

Maak ex. 11 t/m ...... (digitaal)

chapitre 3

waar gaat dit hoofdstuk ook alweer over?

la famille

https:

Les devoirs

(le 10 mars)

Apprendre: chapitre 3
(PW)

Faire: oefentoets (digitaal) of D-toets. 

chapitre 3

nous parlons ........

bonjour, ça va ?

c'est quand, ton anniversaire?

tu as un frêre?

tu as une soeur ?

il/elle s'appelle comment ?

il/elle a quel âge?

et toi, tu as quel âge?

Pardon?

je ne comprends pas...

Qu'est-ce que c'est?

le lit

la ferme

l'armoire

le jardin

la campagne

la cuisine

Bron C page 44 (livre de txt)

j'ai                   - ik heb

tu as               - jij hebt

il, elle a          - hij heeft, zij heeft

on a                - wij hebben

nous avons - wij hebben

vous avez     - jullie hebben, u hebt

ils, elles ont - zij hebben

Nous parlons!      Bron I

Tu habites où?

Tu habites dans un appartement?   

Comment est ta chambre?

Quelle est ta couleur préférée?

H: Qu'est-ce que tu fais dans ta chambre?

Posez les questions.

1. C'est le rouge.

2. Non, j'habite en ville.

3. Ma chambre est petite.

4. J'ai treize ans.

5. Je suis en cinquième.

Let op!

              

             la fille    =     het meisje

                                      de dochter

la ville = de stad

00:16

In welke plaats wonen de kinderen dien worden geïnterviewd?

00:19

Op welke dag zijn de leerlingen vrij?

00:19

Op welke dag moeten deze leerlingen naar school terwijl wij die dag vrij zijn?

00:30

Zitten Hugo en Stéphanie in dezelfde klas?

00:39

Hoe gaan Hugo en Steffie naar school?

1. met de trein
2. met de auto
3. met de bus
4. met de fiets

00:53

Wie brengt Hugo soms met de auto naar school?

1. zijn moeder
2. zijn vader
3. zijn oom
4. zijn broer

01:07

Is de school van Hugo en Steffie groot of klein?

01:22

Les élèves ont vingt-cinq ans.
Hoe oud zijn de leerlingen?

1. 20
2. 23
3. 15
4. 25

01:34

Wat vindt Hugo van het eten in de kantine?

02:12

Wat eten Hugo en Steffie als toetje?

02:17

Wat is het lievelingsvak van Steffie?

1. aardrijkskunde
2. geschiedenis
3. natuurkunde
4. biologie

02:32

Welk vak vindt Steffie niet leuk?

1. aardrijkskunde
2. natuurkunde
3. wiskunde
4. scheikunde

02:47

Wanneer heeft Hugo weer een toets wiskunde?

1. donderdag
2. woensdag
3. vrijdag
4. maandag

02:57

C'est bien pour commencer la journée.
Wanneer heeft Hugo gym?

1. begin van de ochtend
2. begin van de middag
3. eind van de ochtend
4. eind van de middag

03:20

Wat vindt Hugo 'super'?

1. de kantine
2. de leraar wiskunde
3. de pauze
4. de mentor

Aan het werk

- Maak de 10 keuzeopdrachten van chapitre 3 (af).

- Maak de oefentoets (digitaal) van chapitre 3.

- Niet digitaal gewerkt? Kijk dan je gemaakte werk in werkboek / schrift na. Vraag een nakijkboekje. 

havo-ambitie? doe dan ook altijd de * exercice

Les devoirs

(pour le 12 mars)

Apprendre:  PW  chapitre 3

Faire: oefentoets 2 chapitre 3

chapitre 3

les objectifs

1. Je verbetert je leesvaardigheid in het Frans;

2. Je oefent met de woorden van chapitre 3;

3. Je oefent met het bezittelijk voornaamwoord in het Frans;

4. Je oefent met de spreekzinnen in het Frans.

5. Je herhaalt de getallen in het Frans. 

Wat neem je mee van deze les?

La fin du cours

les objectifs/de leerdoelen: