This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Biologie
9.5: Bloed en orgaandonaties
Slide 1 - Slide
Deze periode (TW2)
Slide 2 - Slide
Bloedgroep A
Bloedgroep B
Bloedgroep AB
Bloedgroep O
Geen antigenen
Antigeen A
Antigeen AB
Antigeen B
Slide 3 - Drag question
Bloedgroep A
Bloedgroep B
Bloedgroep AB
Bloedgroep 0
Slide 4 - Drag question
Welke bloedgroep kan aan elke bloedgroep doneren?
A
AB+
B
AB-
C
0+
D
0-
Slide 5 - Quiz
Als je bloedgroep A geeft aan iemand met bloedgroep B dan:
A
gebeurt er niets
B
gaat het bloedplasma stollen
C
gaan de rode bloedcellen "klonteren"
D
gaan de witte bloedcellen kapot
Slide 6 - Quiz
Jessica heeft bloedtransfusie nodig. Haar bloedgroep is bloedgroep B.
Het donorbloed mag geen antigeen bevatten.
Ze kan dus bloedgroep en bloedgroep ontvangen.
A
B
AB
O
Slide 7 - Drag question
Karel wil zijn bloedgroep weten. Bij een bloedgroepentest is er alleen klontering bij anti-B (dus niet bij anti-A). Wat is de bloedgroep van Karel?
A
A
B
B
C
AB
D
O
Slide 8 - Quiz
Welke letter hoort bij de bloedgroepbepaling van een persoon met bloedgroep 0?
A
P
B
Q
C
R
D
S
Slide 9 - Quiz
Klontert
Klontert niet
Bloedgroep A ontvangt van bloedgroep AB
Bloedgroep B ontvangt van bloedgroep 0
Bloedgroep AB ontvangt van bloedgroep A
Bloedgroep 0 ontvangt van bloedgroep AB
Slide 10 - Drag question
Paragraaf 9.5: Bloed en orgaandonaties
Slide 11 - Slide
Paragraaf 9.5: Bloed en orgaandonaties
Slide 12 - Slide
Functie bloedcellen
Rode bloedcellen
zuurstoftransport
Witte bloedcellen
afweer
Bloedplaatjes
stolling van bloed
Slide 13 - Slide
Wanneer heb je bloed nodig?
Rode bloedcellen
bij bloedverlies
ernstige bloedarmoede
Bloedplasma
ernstige brandwonden of infectie
hemofilie
Bloedplaatjes
leukemie
Slide 14 - Slide
Bloedgroepen
Slide 15 - Slide
Bloedtransfusie
Slide 16 - Slide
Rhesusfactor
Slide 17 - Slide
Bloedgroepen
Slide 18 - Slide
Weefsels
hoornvlies, huid, bot, ...
Organen
nier, hart, lever, longen, ...
Transplantatie
Slide 19 - Slide
Orgaantransplantatie
Slide 20 - Slide
Niertransplantatie
Slide 21 - Slide
Donororganen
Slide 22 - Slide
Anja heeft bloedgroep 0+.
Welke antistoffen tegen bloedgroepantigenen heeft Anja in haar bloed?
A
alleen anti-resus
B
alleen anti-A en anti-B
C
zowel anti-A, anti-B als anti-resus
Slide 23 - Quiz
Karel wil zijn bloedgroep weten. Bij een bloedgroepentest is er alleen klontering bij anti-B (dus niet bij anti-A of anti-Rhesus). Wat is Karel zijn bloedgroep?
A
B+
B
B-
C
A+
D
A-
Slide 24 - Quiz
Welke letter hoort bij de bloedgroepbepaling van een persoon met bloedgroep B?
A
P
B
Q
C
R
D
S
Slide 25 - Quiz
Herhalen leerdoelen paragraaf 9.1 t/m 9.5
Maken 9.5: 1 t/m 20
Let op: alleen opdrachten B-route (dus niet de stervragen)