This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 40 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Marktevenwicht
Hoe ontstaat het marktevenwicht?
De 'onzichtbare hand' of 'vrije prijsvorming':
Als prijs hoger is dan het evenwicht => meer aanbieders dan vragers => aanbodoverschot => daalt de prijs.
Als prijs lager is dan het evenwicht => meer vragers dan aanbieders => vraagoverschot => stijgt de prijs.
Slide 5 - Slide
Wanneer in een land het marktmechanisme vrij spel heeft, zullen bij een ruime arbeidsmarkt .....
A
de prijzen van de producten dalen
B
de prijzen van de producten stijgen
C
de lonen van de werknemers dalen
D
de lonen van de werknemers stijgen
Slide 6 - Quiz
De theorie van Klassieken verklaart het ontstaan van ...I... werkloosheid, waarbij de hoogte van de lonen een rol speelt. In deze theorie wordt vooral gekeken naar het ...II .... van het loon.
A
I = conjuncturele,
II = kostenaspect
B
I = conjuncturele,
II = koopkrachtaspect
C
I = structurele,
II = kostenaspect
D
I = structurele,
II = koopkrachtaspect
Slide 7 - Quiz
www.npostart.nl
Slide 8 - Link
Slide 9 - Slide
Totale factorproductiviteit
1. Economisch kapitaal
Innovaties en verbetering infrastructuur
2. Menselijk kapitaal
Scholing van de beroepsbevolking
Slide 10 - Slide
Totale factorproductiviteit
3. Natuurlijk kapitaal
De geografische ligging en beschikbaarheid van natuur, klimaat en bodemschatten
4. Maatschappelijke factoren
Politieke stabiliteit en kwalitatief goede instituties
Slide 11 - Slide
Hoeveelheid arbeid en kapitaal
Hoeveelheid arbeid = totale beroepsbevolking, potentieel aantal werkenden
Hoeveelheid kapitaal = alle kapitaalgoederen (inclusief land) die potentieel ingezet kunnen worden bij productie
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Jullie hebben een product
Zoek op:
hoeveel van deze producten worden hier maximaal van gemaakt?
Wat is er nodig om dit product te maken?
Hoe is de prijs van dit product opgebouwd?
timer
4:00
Slide 14 - Slide
Wat is GEEN onderdeel van de TFP?
A
Economisch Kapitaal
B
Menselijk Kapitaal
C
Maatschappelijke factoren
D
Hoeveelheid arbeid
Slide 15 - Quiz
Waar is de potentiële productie van afhankelijk?
A
Arbeidsproductiviteit en hoeveelheid kapitaal
B
Productiefactoren en de allocatie daarvan
C
Hoeveelheid arbeid, TFP en hoeveelheid kapitaal
D
Kapitaalproductiviteit en arbeidsproductiviteit
Slide 16 - Quiz
Slide 17 - Video
Uitleg
Productiefunctie: hoeveel inzet van de productiefactoren nodig is voor een bepaalde productie (van goederen en diensten).
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Y* = 100.000 (K + L) waarbij K=4 miljoen en L = 8 miljoen. Hoeveel is Y*?
A
12.100.000
B
12.000.000
C
12.000.000.000
D
1200.000.000.000
Slide 20 - Quiz
Y* = 100.000 (K + L) waarbij K=4 miljoen en L = 8 miljoen. Hoeveel is de arbeidsproductiviteit?