Welvaart hoofdstuk 2

Economie - VWO 5
1 / 24
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 24 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Economie - VWO 5

Slide 1 - Slide

Inhoud 
  • Klassieke economie 
  • Belangrijke personen
  • Opdracht
  • Kahoot

Slide 2 - Slide

Wat is klassieke economie?
  • 18/19e eeuw
  • vrije markt
  • Aanbodeconomen genoemd
  • Zelfregulerend
  • Structurele kant van economie

Slide 3 - Slide

Wat is klassieke economie?
  • Marktevenwicht

  • Marktmechanisme

  • Vrije markt  

Slide 4 - Slide

Klassieke economen
  • Adam Smith
  • John Stuart Mill 

  • David Ricardo
  • Thomas Malthus

Slide 5 - Slide

Klassieke economen
  • Adam Smith

Slide 6 - Slide

Klassieke economen
  • John Stuart Mill

Slide 7 - Slide

Klassieke economen
  • David Ricardo 

Slide 8 - Slide

Klassieke economen
  • Thomas Malthus

Slide 9 - Slide

Klassieke economen: Adam Smith
Vraag en aanbod komen in evenwicht door de 'onzichtbare hand' van de vrije markteconomie. Is er minder vraag, dan 
dalen de lonen en de prijzen en dan stijgt de verkoop. 

Wet van Say: elk aanbod, creëert zijn eigen vraag. Oftewel: alles wat je maakt, wordt verkocht. 

Slide 10 - Slide

Adam Smith (onzichtbare hand, eigen belang)
John Nash (handelen in eigen belang EN de groep)

Slide 11 - Slide

Vrije markt
De rijkdom in een samenleving ontstaat als iedereen ernaar streeft voor zichzelf meer te verdienen.
Door eigenbelang na te streven ontstaat een onzichtbare hand.

Slide 12 - Slide

Marktevenwicht
De exogene prijs wordt bepaald op de markt. 
De markt bestaat uit vraag en aanbod.
We spreken van marktevenwicht wanneer 
de prijs ervoor zorgt dat vraag gelijk is aan 
aanbod, dus waar qa = qv. 
Dit gebeurt d.m.v. het marktmechanisme, of de onzichtbare hand.


Slide 13 - Slide

Marktevenwicht
Hoe ontstaat het marktevenwicht?
  • De 'onzichtbare hand' of 'vrije prijsvorming':
  • Als prijs hoger is dan het evenwicht => meer aanbieders dan vragers => aanbodoverschot => daalt de prijs.
  • Als prijs lager is dan het evenwicht => meer vragers dan aanbieders => vraagoverschot => stijgt de prijs.

Slide 14 - Slide

Potentiële productie
  • Hoeveelheid arbeid
  • Hoeveelheid kapitaal
  • Totale factorproductiviteit

Slide 15 - Slide

Totale factorproductiviteit
1. Economisch kapitaal
Innovaties en verbetering infrastructuur

2. Menselijk kapitaal
Scholing van de beroepsbevolking

Slide 16 - Slide

Totale factorproductiviteit
3. Natuurlijk kapitaal
De geografische ligging en beschikbaarheid van natuur, klimaat en bodemschatten

4. Maatschappelijke factoren
Politieke stabiliteit en kwalitatief goede instituties

Slide 17 - Slide

De productiefunctie
De macro-economische productiefunctie geeft het BBP als functie van de vier productiefactoren: 
kapitaal, arbeid, natuur en ondernemerschap:
Y*= Af(K,L) waarbij A, K en L positieve getallen zijn

Slide 18 - Slide

Uitleg 




Productiefunctie: hoeveel inzet van de productiefactoren nodig is voor een bepaalde productie (van goederen en diensten).

Slide 19 - Slide

Uitleg Productiefunctie

Productiefunctie: 
hoeveel inzet 
voor een bepaalde 
productie.
a = aantal uren arbeid
q = aantal muren

Slide 20 - Slide

Productiefunctie:
Eerst neemt de 
hoeveelheid producten 
steeds verder toe bij 
toevoeging van een 
extra werknemer, 
daarna neemt 
de stijging af.

Slide 21 - Slide

Toe- en afnemende meeropbrengsten 
kun je ook zien in de productiefunctie:
Eerst neemt de 
hoeveelheid producten 
steeds verder toe bij 
toevoeging van een 
extra werknemer, 
daarna neemt 
de stijging af.

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Wat hebben jullie van deze les geleerd?

Slide 24 - Mind map