Oefenen Voeding en vertering bas 1 t/m 4



Voeding en Vertering 
 § 2.1 t/m 2.4
1 / 36
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson



Voeding en Vertering 
 § 2.1 t/m 2.4

Slide 1 - Slide

Is melk een dierlijk voedingsmiddel?
A
juist
B
onjuist

Slide 2 - Quiz

Noem je dingen die je eet en drinkt voedingsstoffen?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quiz

Is slagroom een dierlijk voedingsmiddel?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz

Worden reservestoffen aangegeven met een letter (bijvoorbeeld C, A en B)?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quiz

Kan één voedingsstof uit meerdere voedingsmiddelen bestaan?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quiz

Verloopt door een voedingsvezel de darmperistaltiek beter?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quiz

Is een enzym een stof waarmee je een andere stof aantoont?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quiz

Er wordt aangeraden om niet te veel producten met veel zout, veel suiker of veel vet te eten.
Is dat omdat je er een voedselvergiftiging van kunt krijgen?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quiz

Is suiker een voorbeeld van een mineraal?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quiz

Het verteringsstelsel zorgt voor de vertering van voedsel.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quiz

Een voorbeeld van een verteringsklier zijn de maagsapklieren.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quiz

Wat is de indicator voor zetmeel?
A
Helder kalkwater
B
Troebel kalkwater
C
Joodoplossing

Slide 13 - Quiz

Welk orgaan heeft als functie:
'voedingsstoffen gaan naar het bloed'
A
Maag
B
Slokdarm
C
Dikke darm
D
Dunne darm

Slide 14 - Quiz

Wat is de rol van voedingsvezels bij vertering?
A
zorgen voor oppervlakte vergroting
B
zorgen voor een goede darmperistaltiek
C
helpen bij vertering van vet
D
helpen bij vertering van koolhydraten

Slide 15 - Quiz

Hoe heten de voedingsstoffen die vetten verbranden (geven energie)?
A
Brandstoffen
B
Bouwstoffen
C
Reserve stoffen
D
Beschermende stoffen

Slide 16 - Quiz

Hoe heten stoffen die je nodig hebt om nieuwe cellen te maken?
A
Beschermende stoffen
B
Reserve stoffen
C
Brandstoffen
D
Bouwstoffen

Slide 17 - Quiz

Er zijn 6 groepen voedingsstoffen welke hoort er niet bij?
A
Eiwitten
B
Vetten
C
Frisdranken
D
Vitaminen

Slide 18 - Quiz

Welke groepen voedingsstoffen zijn nodig voor een gezond lichaam?
A
Eiwitten, koolhydraten, vetten
B
Alle groepen voedingsstoffen
C
water, mineralen, vitaminen
D
Alleen bouwstoffen

Slide 19 - Quiz

Welke groep voedingsstoffen leveren geen energie op?
A
eiwitten
B
water
C
koolhydraten
D
vetten

Slide 20 - Quiz

Wat is het nut van kauwen?
A
voedsel in kleine stukjes verdelen en voedsel beter inslikken
B
Veel variatie in je eten proeven
C
kaakspieren versterken
D
Is veiliger om te kauwen.

Slide 21 - Quiz

Waardoor ontstaat darmperistaltiek en wat wordt er in de darmen gedaan?
A
Ontstaat vanzelf en voedsel wordt gekneed
B
Ontstaat door spieren en voedsel wordt gemengd met verteringssappen
C
Ontstaat vanzelf en voedsel wordt gemengd met verteringssappen
D
Ontstaat door spieren en voedsel wordt gemengd met verteringssappen en gekneed

Slide 22 - Quiz



Welk organenstelsel is dit
A
ademhalingsstelsel
B
bloedvatenstelsel
C
bottenstelsel
D
verteringsstelsel

Slide 23 - Quiz

Wat betekent verteren?
A
het afbreken van grote voedingsstoffen in kleinere stoffen
B
Het opbouwen tot grote voedingsstoffen
C
het toevoegen van verteringssappen

Slide 24 - Quiz

Wat doen enzymen?
A
Sappen toevoegen zodat je beter kunt doorslikken
B
Zorgen dat de vertering sneller gaat
C
Voedsel verkleinen

Slide 25 - Quiz

Welke is geen verteringsklier
A
De longen
B
De lever
C
De darmen
D
De maag

Slide 26 - Quiz

Waarvan zijn zetmeel en suiker voorbeelden?
A
Eiwitten
B
Vetten
C
Koolhydraten
D
Vitamen

Slide 27 - Quiz

Wat doen enzymen?
A
Enzymen verbranden voedingsstoffen
B
Enzymen versnellen het afbreken van voedingsstoffen
C
Enzymen bevatten verteringssappen
D
Enzymen nemen voedingstoffen op in het bloed

Slide 28 - Quiz

welke voedingsstoffen moet je verteren?
A
eiwit, vet, water
B
eiwit, vet, koolhydraten
C
water, vitamine, vet
D
water, vitamine, mineralen

Slide 29 - Quiz

Dirk gaat regelmatig naar de sportschool en wilt sterkere spieren krijgen, welke voedingsstof moet hij veel eten?

Slide 30 - Open question

Leg uit waarom een broodje hamburger zowel een dierlijk als een plantaardig voedingsmiddel is

Slide 31 - Open question

Zet de juiste omschrijving bij het juiste begrip.
Voedingsmiddel
Voedingsstof
Voedingsvezel
Alle onverteerbare stoffen in plantaardig voedsel.
Bruikbare bestandsdelen uit voedingsmiddelen.
Alle producten die je eet of drinkt.

Slide 32 - Drag question

Dierlijke voedingsmiddelen
Plantaardige voedingsmiddelen

Slide 33 - Drag question

Is het een voedingsmiddel of een voedingsstof?
Voedingsmiddel
Voedingsstof
Appelsap
Eiwitten
Vitaminen
Aardappels
Vetten

Slide 34 - Drag question

Hoe ontstaat darmperisaltiek?
(begin je antwoord met; door de)

Slide 35 - Open question

Einde oefening

Slide 36 - Slide