Werkwoordspelling week 37 HV1 les 2

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Welkom klas 1H

Werkwoordspelling 

Vandaag

Werkwoordspelling

1. 10 min stil lezen


2. Opdracht 1 t/m 3 H27 nakijken. 
3. Verder werken aan H28. 
4. 10 min keuze: bordspel werkwoordspelling, lezen, boekenlegger of verder met opdrachten.  

Lesdoelen 

1. Je weet hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige en verleden tijd vervoegt (H27).

2. Je weet hoe voltooide en onvoltooide werkwoorden correct spelt (H28).

3. Je weet het verschil uit te leggen tussen sterke en zwakke werkwoorden (H28). 

Stil lezen......

......en dan is het echt stil!

Herhaling vorige les

Ik heb jullie de opdrachten uitgelegd voor fictie: boekendoos of lapbook 

Jullie hebben opdrachten uit het boek gemaakt: werkwoordspelling

Hoe vind je de stam van een werkwoord?

Wat is de stam van verhuizen en verven?

Welke drie manieren zijn er om de persoonsvorm te vinden?

Aan de slag

Gebruik het beslisschema op de volgende dia bij de opdrachten die je deze les gaat maken. 

Lees de theorie op de volgende dia's nogmaals goed door. Je kan ook filmpjes bekijken in de vorige LessonUps als je daar behoefte aan hebt. 

Zwakke werkwoorden VT

In de volgende dia wordt uitgelegd hoe je zwakke werkwoorden in de verleden tijd vervoegt. 

Voltooid deelwoord

Bekijk de instructievideo in de volgend dia (met je oortjes in). Deze video legt uit wat het voltooid deelwoord is en hoe je dat kunt vinden. 

Lees daarna de dia met theorie over het voltooid deelwoord. 

Aan de slag

Maak de opdrachten van H27 uit je lesboek (blz 110). 

Ben je klaar? Ga dan verder met de theorie en opdrachten uit H28. 

Zijn voor jou de lesdoelen behaald

Ga pas verder met de onderstaande opdracht als ik het aangeef. Tot die tijd werk je in het boek. 

Geef op de onderstaande vragen antwoorden in de daaropvolgende dia's. 

Noem van de volgende werkwoorden de hij-vorm in tegenwoordige tijd: proeven, lopen, vinden.

Noem van de volgende werkwoorden de hij-vorm in verleden tijd: antwoorden, verhuizen. 

Wat is het verschil tussen een sterk en een zwak werkwoord? Noem een voorbeeld. 

Leg uit hoe de regels van 'T SeXy FoKSCHaaP werken bij het voltooid deelwoord. 

Wat is het verschil tussen een sterk en een zwak werkwoord? Noem van beide een voorbeeld.

Noem van de volgende werkwoorden de hij-vorm in tegenwoordige tijd: proeven, lopen, vinden.

Noem van de volgende werkwoorden de hij-vorm in verleden tijd: antwoorden, verhuizen.

Leg aan de hand van een voorbeeld uit hoe de regels van 'T SeXy FoKSCHaaP werken bij het voltooid deelwoord.

Laatste 10 min: keuze

Je maakt een boekenlegger, kleurtjes en het format liggen voorin de klas. 

Of je gaat in groepjes van 5 het bordspel werkwoordspelling doen, zie volgende dia voor uitleg. 

Je mag ook lezen. 

Bordspel werkwoordspelling

Eén iemand van jullie groepje pakt een bordspel met pionnen en dobbelstenen. 

Punten bijhouden op een blaadje. 

Hoe ging deze les?

Wat heb je geleerd vandaag?

Wat vond je leuk aan deze les? 

Heeft iemand vragen?

Volgende les

• We gaan aan de slag met de theorie over fictie. 
• Je kijkt zelf je gemaakte opdracht uit het boek na.
• We kijken de oefentoets gezamenlijk na als iedereen 'm heeft gemaakt. 


• Neem een leesboek mee!