Tegenstellend of vergelijkend verband

• Nederlands
• Secundair onderwijs

Tegenargument/weerlegging

Tegenargument: reactie op de stelling/standpunt van iemand

Weerlegging: reactie op het argument van iemand

A: "Vliegen is slecht voor het milieu. Ze zouden vliegen duurder moeten maken."
B: "Maar dan kunnen we niet meer goedkoop op reis."
Wat is B?

1. Tegenargument
2. Weerlegging

A: "Je moet meer sporten, dat is gezond."
B: "Meer sporten kost ook meer geld!"

1. Tegenargument
2. Weerlegging

A: "We zouden in de les Nederlands beter series bekijken, die zijn spannender dan boeken."
B: "Dan heb jij de juiste boeken nog niet gelezen. Spannende boeken zijn er zeker!"

1. Tegenargument
2. Weerlegging

A: "De school moet meer reizen organiseren, dat verruimt de horizon van leerlingen."
B: "De school zou er net minder moeten organiseren. De kosten lopen nu al zo hoog op."

1. Tegenargument
2. Weerlegging

Tekstverband

Vergeleken met voorgaande jaren is het voetbalseizoen een stuk rustiger geworden.

1. Tegenstellend
2. Vergelijkend

Ik ben erg goed in basketbal, voetbal daarentegen ligt me helemaal niet.

1. Tegenstellend
2. Vergelijkend

In de zomervakantie ging ik elke week joggen, maar daar heb ik nu geen tijd meer voor.

1. Tegenstellend
2. Vergelijkend

We zoeken een collega die net als wij geobsedeerd is door verslaggeving!

1. Tegenstellend
2. Vergelijkend

Deze zomer gaan bijna een kwart miljoen kinderen en jongeren op kamp. Vergeleken met vorig jaar kan dat zelfs onder relatief normale omstandigheden.

1. Tegenstellend
2. Vergelijkend

België boekt veel vooruitgang in het onderzoek naar kanker. Desalniettemin blijft preventie cruciaal.

1. Tegenstellend
2. Vergelijkend

Net als veel andere streamingplatforms profiteert Netflix van de coronapandemie.

1. Tegenstellend
2. Vergelijkend

De Washington Post is evenals de New York Times kritisch over de president.

1. Tegenstellend
2. Vergelijkend

Vandaag ben ik het huis niet uit geweest. Gisteren daarentegen ben ik van Rotterdam naar Antwerpen gefietst.

1. Tegenstellend
2. Vergelijkend