3hv woordsoorten extra oefenen les 6

3hv woordsoorten 
  1. Huiswerk bespreken (opdracht C uit werkblad)
  2. Lezen in reader over alle telwoorden
  3. Oefenen met werkblad alle woordsoorten
  4. Vooruitblik recensie schrijven

Nodig:
reader, oefenblad van vorige les, laptop
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

3hv woordsoorten 
  1. Huiswerk bespreken (opdracht C uit werkblad)
  2. Lezen in reader over alle telwoorden
  3. Oefenen met werkblad alle woordsoorten
  4. Vooruitblik recensie schrijven

Nodig:
reader, oefenblad van vorige les, laptop

Slide 1 - Slide

Opdracht C
Benoem de voornaamwoorden
8. Als het gaat regenen, neem ik mijn paraplu mee.
9. Hij doet lekker wat hij zelf wil, met zijn bijzondere kledingstijl.
10. Op die toets kan je beter niet spieken.
11. Wat heeft de hond, die daar zit, in zijn bek?
12. Iedereen weet waar die lekker koekjes te koop zijn.
13. Alles wat ik weet, is volgens hem genoeg.
14. Is dat jouw fiets of is die van mij?

Slide 2 - Slide

Opdracht C
Benoem de voornaamwoorden
8. Als het gaat regenen, neem ik mijn paraplu mee.
9. Hij doet lekker wat hij zelf wil, met zijn bijzondere kledingstijl.
10. Op die toets kan je beter niet spieken.
11. Wat heeft de hond, die daar zit, in zijn bek?
12. Iedereen weet waar die lekker koekjes te koop zijn.
13. Alles wat ik weet, is volgens hem genoeg.
14. Is dat jouw fiets of is die van mij?

Pers. vnw.
Onbepaald vnw.

Slide 3 - Slide

Opdracht C
Benoem de voornaamwoorden
8. Als het gaat regenen, neem ik mijn paraplu mee.
9. Hij doet lekker wat hij zelf wil, met zijn bijzondere kledingstijl.
10. Op die toets kan je beter niet spieken.
11. Wat heeft de hond, die daar zit, in zijn bek?
12. Iedereen weet waar die lekker koekjes te koop zijn.
13. Alles wat ik weet, is volgens hem genoeg.
14. Is dat jouw fiets of is die van mij?

Pers. vnw.
Bez. vnw.

Slide 4 - Slide

Opdracht C
Benoem de voornaamwoorden
8. Als het gaat regenen, neem ik mijn paraplu mee.
9. Hij doet lekker wat hij zelf wil, met zijn bijzondere kledingstijl.
10. Op die toets kan je beter niet spieken.
11. Wat heeft de hond, die daar zit, in zijn bek?
12. Iedereen weet waar die lekker koekjes te koop zijn.
13. Alles wat ik weet, is volgens hem genoeg.
14. Is dat jouw fiets of is die van mij?

Aanw. vnw.
Pers. vnw

Slide 5 - Slide

Opdracht C
Benoem de voornaamwoorden
8. Als het gaat regenen, neem ik mijn paraplu mee.
9. Hij doet lekker wat hij zelf wil, met zijn bijzondere kledingstijl.
10. Op die toets kan je beter niet spieken.
11. Wat heeft de hond, die daar zit, in zijn bek?
12. Iedereen weet waar die lekker koekjes te koop zijn.
13. Alles wat ik weet, is volgens hem genoeg.
14. Is dat jouw fiets of is die van mij?

Vr. vnw.
Betr. vnw.
Bez. vnw.

Slide 6 - Slide

Opdracht C
Benoem de voornaamwoorden
8. Als het gaat regenen, neem ik mijn paraplu mee.
9. Hij doet lekker wat hij zelf wil, met zijn bijzondere kledingstijl.
10. Op die toets kan je beter niet spieken.
11. Wat heeft de hond, die daar zit, in zijn bek?
12. Iedereen weet waar die lekker koekjes te koop zijn.
13. Alles wat ik weet, is volgens hem genoeg.
14. Is dat jouw fiets of is die van mij?

Onb. vnw.
Aanw. vnw.

Slide 7 - Slide

Opdracht C
Benoem de voornaamwoorden
8. Als het gaat regenen, neem ik mijn paraplu mee.
9. Hij doet lekker wat hij zelf wil, met zijn bijzondere kledingstijl.
10. Op die toets kan je beter niet spieken.
11. Wat heeft de hond, die daar zit, in zijn bek?
12. Iedereen weet waar die lekker koekjes te koop zijn.
13. Alles wat ik weet, is volgens hem genoeg.
14. Is dat jouw fiets of is die van mij?

Betr. vnw.
Pers. vnw.

Slide 8 - Slide

Opdracht C
Benoem de voornaamwoorden
8. Als het gaat regenen, neem ik mijn paraplu mee.
9. Hij doet lekker wat hij zelf wil, met zijn bijzondere kledingstijl.
10. Op die toets kan je beter niet spieken.
11. Wat heeft de hond, die daar zit, in zijn bek?
12. Iedereen weet waar die lekker koekjes te koop zijn.
13. Alles wat ik weet, is volgens hem genoeg.
14. Is dat jouw fiets of is die van mij?

Bez. vnw.
Pers. vnw.

Slide 9 - Slide

Telwoord
Lezen in reader op blz. 9

  • Heeft iets te maken met getal, rangorde of hoeveelheid.

  • Niet te verwarren met het onbepaald voornaamwoord (iedereen, allemaal, ieder, alles, niets)
  • of met een bijwoord van ontkenning: geen, niet.

Slide 10 - Slide

Vooruitblik recensie
  1. Boek lezen
  2. Mening vormen
  3. Bouwplan invullen (staat in de opdracht online in teams)
  4. recensie schrijven (in de opdracht staat en template) 

Slide 11 - Slide

Voor de volgende les
  1. Maak een team van 4-6 leerlingen.
  2. Bedenk een naam voor je team.

Slide 12 - Slide