Thema 6 herhaling

Chabo
Sey
Djano
Keano
Aneidy
Romy
Sara
Jahvendrix
Gaby
Anouk
Chéden
Kim
Omar
                              bord
r
a
a
m
1 / 44
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Chabo
Sey
Djano
Keano
Aneidy
Romy
Sara
Jahvendrix
Gaby
Anouk
Chéden
Kim
Omar
                              bord
r
a
a
m

Slide 1 - Slide

Absentie 
Herhaling vorige les
Nakijken
Doelen van de les
Doel met uitleg
Opdrachten maken 
Nakijken  
Doel van de les en afsluiting

Slide 2 - Slide

Hoofdstukopbouw
1. Genotype en Fenotype
2. Chromosomen en genen
3. Variatie in genotypen
herhaling 1 - 3 + mindmap invullen
4. Geschiedenis van het leven op aarde
6. Evolutie
7. Fossielen
Herhaling 1 - 7 + mindmap invullen
Diagnostische toets
Toets

Slide 3 - Slide

Herhaling les 1: doel: Ik kan benoemen wat genotype en fenotype is. 

Slide 4 - Slide

Wat is het verschil tussen genotype en fenotype?

Slide 5 - Open question

Doel: ik weet dat alle cellen in mijn lijf dezelfde erfelijke informatie bevatten.
- Na samensmelting zaadcel en eicel, gaat deze bevruchte eicel zich delen. Hierdoor is er in elke cel dezelfde erfelijke informatie. 

Slide 6 - Slide

Bevat je huidcel dezelfde erfelijke informatie als je haarcel?
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quiz

Bevat je maagcel dezelfde erfelijke informatie als je hartcel?
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quiz

Wat is het genotype?
A
Alle erfelijke eigenschappen van een organisme
B
Alle eigenschappen van een organisme.

Slide 9 - Quiz

Wat is het fenotype?
A
Alle erfelijke eigenschappen van een organisme
B
Alle eigenschappen van een organisme.

Slide 10 - Quiz

Wat is DNA?
A
Een chromosoom
B
Een celkern
C
Een stof

Slide 11 - Quiz

Waar zit DNA?
A
In de chromosomen
B
In een celkern
C
In een stof

Slide 12 - Quiz

Waar bestaan chromosomen uit?
A
Uit stoffen
B
Voor een groot deel uit DNA

Slide 13 - Quiz

Wat is DNA? (uitgebreid)
A
Een chromosoom die stoffen bevat
B
Een stof met alle erfelijke informatie

Slide 14 - Quiz

Les 2: Doel: Ik weet dat mijn ouders elk de helft van hun chromosomen aan mij geeft. 

Slide 15 - Slide

chromosomen in geslachtscellen
In geslachtscellen zitten ook chromosomen. 
Van een chromosomenpaar krijg je de helft van je moeder en de helft van je vader. 
Een geslachtscel bevat dus de helft
(=23 chromosomen)
In totaal krijg je dus 46 chromosomen. 

Slide 16 - Slide

Hoeveel chromosomen bevalt een cel?
A
46
B
23
C
2

Slide 17 - Quiz

Hoeveel chromosomen bevalt een chromosomen paar?
A
46
B
23
C
2

Slide 18 - Quiz

Een gen is een deel van een chromosoom
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quiz

Genen komt niet in paren voor
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quiz

Een geslachtscel bestaat uit 23 chromosomen.
Een lichaamscel uit 46.
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quiz

De geslachtscellen vormen samen 1 nieuwe cel. Deze cel gaat zich delen en vormen uiteindelijk een baby.
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quiz

les 3: Doel: Ik weet dat door geslachtelijke voortplanting variatie in genotypen ontstaan. En ik weet wat een mutatie is. 




vanaf 2.15

Slide 23 - Slide

les 4 Doel: Ik kan een geologische tijdlijn aflezen.
`Pak blz 100. 

Slide 24 - Slide

Hoeveel jaar geleden kwamen de eerste dieren aan land?
A
4600 miljoen jaar geleden
B
416 miljoen jaar geleden
C
145 miljoen jaar geleden
D
65 miljoen jaar geleden

Slide 25 - Quiz

Wanneer storven de dinosauriërs uit?
A
4600 miljoen jaar geleden
B
416 miljoen jaar geleden
C
145 miljoen jaar geleden
D
65 miljoen jaar geleden

Slide 26 - Quiz

Wanneer leefde
de mammoet?
A
460 miljoen jaar geleden
B
216 miljoen jaar geleden
C
2 miljoen jaar geleden
D
65 miljoen jaar geleden

Slide 27 - Quiz

Welke dieren zijn het meest verwant aan elkaar?
a. krabben en bedektzadigen
b. krabben en ringwormen

Onthoud je antwoord
 

Slide 28 - Slide


Welke dieren zijn het meest verwant aan elkaar?

A
krabben en bedektzadigen
B
krabben en ringwormen

Slide 29 - Quiz

Welke dieren zijn het meest verwant aan elkaar?
a. steeltjeszwammen en slijmzwammen
b. rood wieren en bruinwieren

Onthoud je antwoord
 

Slide 30 - Slide


Welke dieren zijn het meest verwant aan elkaar?

A
steeltjeszwammen en slijmzwammen
B
rood wieren en bruinwieren

Slide 31 - Quiz

Evolutie
A
Het ontstaan en ontwikkelen van soorten
B
Het verdwijnen van soorten
C
Mutatie van soorten

Slide 32 - Quiz

les 6 doel: Ik kan de evolutietheorie beschrijven

Slide 33 - Slide

Wie ontwikkelde deze theorie?
A
Charles Dracula
B
Charles Darwin
C
Darwin Charles

Slide 34 - Quiz

Uit hoeveel uitgangspunten/principes bestaat de evolutietheorie?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 35 - Quiz

Waarom worden er zoveel kikkervisjes in 1 keer geboren? Gebruik in je antwoord natuurlijk selectie....

Slide 36 - Open question

Noem een voorbeeld van een organisme dat zich heeft aangepast aan zijn leefomgeving...

Slide 37 - Open question

-
Welk nummer is de gezamenlijke voorouder van 1 en 3?

Slide 38 - Slide


Welk nummer is de gezamenlijke voorouder van 1 en 3?
A
2
B
7
C
9
D
4

Slide 39 - Quiz

-
Welk nummer is de gezamenlijke voorouder van 2 en 9?

Slide 40 - Slide


Welk nummer is de gezamenlijke voorouder van 2 en 9?
A
5
B
10
C
9
D
4

Slide 41 - Quiz

Hier zie je een verhuizing (migratie) 
van alle katachtige in 
twee verschillende tijdperken. 

Wat is de voorouders 
van alle katachtigen?
Vul in ->

Slide 42 - Slide

Wat is de voorouders
van alle katachtigen?

Slide 43 - Open question

Bedankt!

Slide 44 - Slide