Minor Effectief formuleren les 2

1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?

Verwijzen naar de- en het-woorden

Slide 2 - Slide

Voorkennis

Slide 3 - Slide

Wat is juist?
Het meisje dat/die daar loopt.
A
dat
B
die

Slide 4 - Quiz

Hoe weet je wanneer je die of dat moet gebruiken?

Slide 5 - Open question

Welke stelling is waar denk je?
A
Een woord is mannelijk of vrouwelijk.
B
Een woord is mannelijk, vrouwelijk of onzijdig.

Slide 6 - Quiz

Hoe zou je erachter kunnen komen welk geslacht een woord heeft?

Slide 7 - Open question

Ik weet wat een verwijswoord is.
😒🙁😐🙂😃

Slide 8 - Poll

Ik weet welke truc ik kan toepassen om te achterhalen welk verwijswoord ik moet gebruiken.
😒🙁😐🙂😃

Slide 9 - Poll

De cola die op tafel staat, zou smaak verliezen als ___ open blijft staan.

hij
zij
het
die

Slide 10 - Drag question