1. Zinsontleding


Goedemorgen allemaal!

Leg je telefoon in de bak.
Start je laptop op
Log in in LessonUp

timer
3:00
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1-3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson


Goedemorgen allemaal!

Leg je telefoon in de bak.
Start je laptop op
Log in in LessonUp

timer
3:00

Slide 1 - Slide

Afspraken

Slide 2 - Slide

Wat gaan we doen?


1. Uitleg + oefenen grammatica (zinsontleding)
2. Zelf oefenen in de Nederlands methode
3. Tijd over? Oefenexamen oefenen op Facet

Slide 3 - Slide

Zinsontleding:
1. persoonsvorm
2. werkwoordelijk gezegde
3. onderwerp
4. lijdend voorwerp
5. meewerkend voorwerp
6. bijwoordelijke bepaling 



Slide 4 - Slide

Persoonsvorm

Slide 5 - Slide

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:

Elke vrijdagavond hang ik lekker op de bank
A
ik
B
hang
C
op de bank
D
elke vrijdagavond

Slide 6 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:

Sturen jullie ook altijd verjaardagskaarten?
A
jullie
B
verjaardagskaarten
C
Sturen
D
altijd

Slide 7 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?

Wij maken altijd netjes ons huiswerk

Slide 8 - Open question

Werkwoordelijk gezegde
Let op!!
Let op!!!!!
Hij zit hard te werken    wwg = zit te werken
Zij zit te lachen                  wwg = zit te lachen

Slide 9 - Slide

Wat is in de onderstaande zin het gezegde?

Het publiek moest lang op de huldiging wachten.
A
moest
B
wachten
C
moest wachten
D
de huldiging

Slide 10 - Quiz

Wat is het gezegde in de onderstaande zin?

De komende jaren zal de temperatuur stijgen.
A
zal
B
stijgen
C
zal gaan stijgen
D
zal stijgen

Slide 11 - Quiz

O
n
d
e
r
w
e
r
p

Slide 12 - Slide

Wat is het onderwerp in de volgende zin:

Hebben Anouk en Wendy de opdracht nog niet gemaakt?
A
Anouk en Wendy
B
Hebben
C
de opdracht
D
gemaakt

Slide 13 - Quiz

Wat is het onderwerp in de volgende zin:

Gisteravond hebben veel mensen naar het nieuwe programma gekeken.
A
gisteravond
B
hebben
C
gekeken
D
veel mensen

Slide 14 - Quiz

Wat is de onderwerp in de volgende zin?

De meiden liepen samen naar huis

Slide 15 - Open question

Slide 16 - Slide

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin:

Gisteravond hebben mijn zus en ik een appeltaart gemaakt.
A
gisteravond
B
mijn zus en ik
C
gemaakt
D
een appeltaart

Slide 17 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin:

Onder de tafel heeft mijn vader een cadeautje verstopt voor mijn neefje
A
onder de tafel
B
mijn vader
C
een cadeautje
D
voor mijn neefje

Slide 18 - Quiz

Meewerkend voorwerp

Slide 19 - Slide

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin:
De caissière geeft aan de vriendelijke klant de spaarzegels.
A
de spaarzegels
B
aan de vriendelijke klant
C
de vriendelijke klant
D
de kassière

Slide 20 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin:
Volgende week ga ik voor mijn vrienden een zak snoep kopen
A
volgende week
B
een zak snoep
C
ga kopen
D
voor mijn vrienden

Slide 21 - Quiz

Bijwoordelijke bepaling

Tijd:             Gisteren, vandaag, maandag
Plaats:         In de tuin, voor de school
Hoe:             Met een gieter, met een verrekijker

Slide 22 - Slide

Wat is het bijwoordelijke bepaling in de volgende zin:
De tuinman geeft de pas geplante bloemen water met een gieter
A
met een gieter
B
geeft
C
de tuinman
D
de pas geplante bloemen

Slide 23 - Quiz

Wat is het bijwoordelijke bepaling in de volgende zin:
Tussen de bomen hangt de kleurrijke hangmat.
A
de kleurrijke hangmat
B
hangt
C
tussen de bomen
D
is er niet

Slide 24 - Quiz

Aan de slag

Ga naar www.cambiumned.nl

Zinsdelen
- Persoonsvorm
- Onderwerp
- Werkwoordelijk gezegde
- Lijdend voorwerp
- Meewerkend voorwerp
- Bijwoordelijke bepaling




Slide 25 - Slide

Hoe goed lukte mij deze les?

😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Poll