Woorden Nederlands leerjaar 1, HS 1 Geletterheid

Woorden Nederlands leerjaar 1
HS 1 Geletterheid
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Woorden Nederlands leerjaar 1
HS 1 Geletterheid

Slide 1 - Slide

Week  voor de herfstvakantie
Toets woordenschat

Alle woorden van HS 1

Slide 2 - Slide

Wat betekent 'geletterd'?
A
Iemand die kan lezen en schrijven
B
Iemand die veel algemene kennis heeft
C
Iemand die heel goed is in sporten
D
Iemand die goed is met cijfers

Slide 3 - Quiz

Wat betekent 'buitensluiten'?
A
Iemand toelaten tot de groep
B
Iemand buiten neerzetten
C
Iemand niet mee laten doen
D
Er niet bij mogen horen

Slide 4 - Quiz

Wat betekent 'woordenschat'
A
Het schatten van woorden
B
De hoeveelheid kennis van woorden
C
Waardevolle woorden
D
Algemene kennis

Slide 5 - Quiz

Wat betekent 'alfabeet'
A
Iemand die niet kan lezen
B
Iemand die niet kan schrijven
C
Iemand die kan lezen en schrijven
D
Iemand die van letters houdt.

Slide 6 - Quiz

Wat betekent 'toelichten'
A
Nader verklaren
B
Extra licht toeschijnen
C
Verlichten
D
Uitleggen hoe iets werkt of betekent

Slide 7 - Quiz

Wat betekent 'gecijferd'
A
Iemand die van lezen houdt
B
Iemand die goed is met cijfers
C
Iemand die goed is met wiskundige begrippen
D
Iemand die van schrijven houdt.

Slide 8 - Quiz

Vul aan: Iemand die handig is met de computer noemen we ook wel .......
A
Laaggeletterd
B
Deskundige
C
digitaal geletterd
D
geletterd

Slide 9 - Quiz

Vul verder aan: Jens is......, hij heeft kennis van veel verschillende zaken
A
Algemeen ontwikkeld
B
Knap
C
Bijdehand
D
Brutaal

Slide 10 - Quiz

Welke betekenis ken jij van afleiden?

Slide 11 - Mind map

Kai voelt de drang om havo te halen. Wat betekent drang?
A
Te veel druk
B
Sterke behoefte
C
Geen motivatie
D
Stress

Slide 12 - Quiz

Je hebt bij lezen bepaalde lees'strategieën', wat is een strategie?
A
Zonder plan iets aanpakken
B
Manier waarop je iets aanpakt

Slide 13 - Quiz

Mvr. De Groot hoopt dat jullie in aanraking komen met verschillende leesboeken. Wat betekent 'in aanraking komen met'?
A
Wegblijven
B
veel boeken leren kennen
C
Contact maken
D
begrijpen

Slide 14 - Quiz

Soms kun je een betekenis raden van het woord op basis van de 'context'. Wat betekent context?
A
Het woord zelf
B
De tekst om het woord heen
C
De manier van schrijven
D
Leesdoel

Slide 15 - Quiz