What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Oefenen voor de toets
Huiswerk controleren en nakijken
Het huiswerk was:
H3.
Leesdoelen en leesmanieren, blz. 16
Leren:
theorie blz. 17
Maken:
opdracht 3 t/m 8 en 11
1 / 44
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
This lesson contains
44 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
80 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Huiswerk controleren en nakijken
Het huiswerk was:
H3.
Leesdoelen en leesmanieren, blz. 16
Leren:
theorie blz. 17
Maken:
opdracht 3 t/m 8 en 11
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
1F. Woordenschat
1TH
Slide 4 - Slide
Leerdoelen
Je oefent met de lesstof
Je kent de betekenissen van de woorden uit
H.1 Geletterdheid
Je kunt met de woorden zinnen maken waaruit de betekenis
duidelijk blijkt.
Slide 5 - Slide
Beantwoord de vragen op de volgende dia's
Slide 6 - Slide
Wat is je leesdoel als je verkennend leest?
A
Ongeveer weten waar de tekst over gaat
B
De tekst in zijn geheel begrijpen
C
Informatie over een bepaald onderwerp vinden
D
Belangrijke informatie uit de tekst onthouden
Slide 7 - Quiz
Wat is je leesdoel als je intensief leest?
A
Informatie over een bepaald onderwerp vinden
B
Belangrijke informatie in een tekst onthouden
C
Inschatten of de informatie zal kloppen
D
De tekst in zijn geheel begrijpen
Slide 8 - Quiz
Wat is je leesdoel als je studerend leest?
A
Informatie over een bepaald onderwerp vinden
B
Inschatten of de informatie zal kloppen
C
Belangrijke informatie in een tekst onthouden
D
De tekst in zijn geheel begrijpen
Slide 9 - Quiz
Wat doe je als je zoekend leest?
A
Informatie over een bepaald onderwerp vinden
B
Inschatten of de informatie zal kloppen
C
De tekst in zijn geheel begrijpen
D
Ongeveer weten waar de tekst over gaat
Slide 10 - Quiz
Hoe noem je iemand die kan lezen en schrijven?
Slide 11 - Open question
Wat is een analfabeet?
A
Iemand die goed kan lezen en schrijven
B
Iemand die niet kan lezen en schrijven
C
Iemand die goed met computers kan omgaan
D
Iemand die niet met computers kan omgaan
Slide 12 - Quiz
En wat wordt er bedoeld met digitale geletterdheid?
Slide 13 - Open question
Welke twee betekenissen heeft het woord 'geletterd'?
Slide 14 - Open question
Wat wordt er bedoeld met de context van een (onbekend) woord?
Slide 15 - Open question
Een manier om de betekenis van een onbekend woord via de context te raden, noem je een...
Slide 16 - Open question
Welke woordraadstrategieën ken je?
Slide 17 - Open question
Woordraadstrategieën
Een woord wordt
uitgelegd
in de zin waarin het woord staat of in de volgende zin.
Er staat een
synoniem
van het woord in de buurt.
Er staat een
tegenstelling
(antoniem)
van het woord in de buurt.
Het woord is een
samenstelling
waarvan je een gedeelte wel kent.
Je kunt de
betekenis afleiden uit het voor- of achtervoegsel.
Het woord
lijkt op een woord
dat je wel kent, bijvoorbeeld uit een andere taal.
Slide 18 - Slide
Wat betekent 'worm'?
Slide 19 - Open question
Welke woordraadstrategie heb je gebruikt om de betekenis van 'worm' te vinden?
Slide 20 - Open question
Wat betekent 'bloedzuiger'?
Slide 21 - Open question
Welke woordraadstrategie heb je gebruikt om de betekenis van 'bloedzuiger' te vinden?
Slide 22 - Open question
Wat betekent 'vervuild'?
Slide 23 - Open question
Welke woordraadstrategie heb je gebruikt om de betekenis van 'vervuild' te vinden?
Slide 24 - Open question
1THa/1THb hier verder
Slide 25 - Slide
Woordenschat
Slide 26 - Slide
Wat betekent 'gecijferd'?
A
Wie kan lezen en schrijven
B
Wie met getallen en wiskundige begrippen om kan gaan
C
Iemand die computersoftware ontwikkelt
D
Kunnen tellen en rekenen
Slide 27 - Quiz
Wat is de betekenis van:
het synoniem
A
Een woord met twee of meer betekenissen
B
Een woord met een tegenovergestelde betekenis
C
Een ander woord met (ongeveer) dezelfde betekenis
D
Een woord met een sympathieke betekenis
Slide 28 - Quiz
Bestudeer de woordenlijst
(10 min.)
Slide 29 - Slide
Hoe noem je het als je je schulden niet meer kunt betalen?
A
Failliet (zijn)
B
De oorzaak
C
In aanraking komen met
D
Bijstellen
Slide 30 - Quiz
Wat is de betekenis van:
de strategie
A
De drang om iets te doen
B
Effectief zijn
C
Het kenmerk
D
De manier waarop je iets doet
Slide 31 - Quiz
Wat is de betekenis van:
de auteur
A
De acteur
B
De schrijver
C
De maker van iets
D
Iemand die meubels maakt
Slide 32 - Quiz
Wat is de betekenis van:
de catalogus
A
Een kenmerkend onderdeel van iets
B
Een verlengstuk van iets
C
Lijst waarin iets geordend staat
D
Een overzicht van aangekochte producten
Slide 33 - Quiz
Wat gebeurt er als je geen klap uitvoert?
Slide 34 - Open question
Wat betekent:
de handen ineen slaan
Slide 35 - Open question
Bijstellen
Het fragment
De beschrijving
Afleiden
Het zo veranderen dat het weer goed is
Gedeelte
Woorden waarmee je iets omschrijft
Sterke behoefte
Iets begrijpen door wat je ziet of hoort
Lijst waarin iets geordend staat
Een kenmerk van iets
Slide 36 - Drag question
Bedenk zelf een zin met het woord 'het lidmaatschap' erin.
De betekenis mag er niet letterlijk in staan, maar moet wel duidelijk blijken.
(Je mag het woord vervoegen.)
Slide 37 - Open question
Bedenk zelf een zin met het woord 'het genre' erin.
De betekenis mag er niet letterlijk in staan, maar moet wel duidelijk blijken.
(Je mag het woord vervoegen.)
Slide 38 - Open question
Bedenk zelf een zin met het woord 'de drang' erin.
De betekenis mag er niet letterlijk in staan, maar moet wel duidelijk blijken.
(Je mag de uitdrukking vervoegen.)
Slide 39 - Open question
Welk woord pas er in de zin:
De campagne was heel ...., waardoor het bedrijf veel winst heeft geboekt
A
kenmerkend
B
failliet
C
afgeleid
D
effectief
Slide 40 - Quiz
Welk woord pas er in de zin:
Kinderen met ... hebben veel doorzettingsvermogen nodig op school.
A
kenmerken
B
de drang
C
dyslexie
D
het kenmerk
Slide 41 - Quiz
Wat vind je nog lastig?
A
Het onthouden van de betekenissen
B
Het juiste woord in een zin plaatsen
C
Zelf nieuwe zinnen bedenken waaruit de betekenis duidelijk blijkt
D
Niks
Slide 42 - Quiz
In hoeverre heb je de woorden en hun betekenissen van dit hoofdstuk onder de knie?
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 43 - Poll
Wat moet je weten?
Je kent de woordraadstrategieën en je kunt uitleggen wat 'de context' betekent
Je kent de leesdoelen en weet wanneer je welke leesmanier inzet
Je kent de woorden van de woordenlijst
Slide 44 - Slide
More lessons like this
Oefenen Toets Lezen en Woordenschat 1
October 2024
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Oefenen Toets Lezen en Woordenschat 1
October 2024
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Oefenen Toets Lezen en Woordenschat 1
October 2024
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
1B. Woorden en hun betekenissen
September 2024
- Lesson with
13 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
1F. Woordenschat (oefenen)
September 2024
- Lesson with
20 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
1B: Woorden en hun betekenissen
September 2024
- Lesson with
29 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
2: Woorden en hun betekenissen
November 2024
- Lesson with
28 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Kern 1 Geletterdheid 1b les 1
September 2024
- Lesson with
13 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1