Methodiek P3 Les 4

Methodiek Periode 3
Les 4
1 / 25
next
Slide 1: Slide
MethodiekMBOStudiejaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Methodiek Periode 3
Les 4

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Voordat we beginnen: hoe zit je erbij?
A
B
C
D

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Vorige week: beginsituatie

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Opdracht in Break-Out Rooms
Maak met je groepje een beginsituatie van één van de groepsleden of bedenk een fictief persoon.
Noteer:
  • Algemene gegevens
  • Motorische, cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling: noem praktijkvoorbeelden die je vergelijkt met de theorie.
  • Wensen
  • Behoeften

Slide 4 - Slide

Kort nabespreken.
B1-K1-W1 Inventariseert behoeften en wensen van het kind

Slide 5 - Slide

Korte herhaling opdracht examen en criteria. Koppeling observatieplan met examen. Hier niet te lang bij stil staan.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Verschillende stappen bij methodisch werken
Fase 1: de voorbereiding
  1. Beschrijf de beginsituatie
  2. Formuleer doelen
  3. Maak een plan van aanpak 
Fase 2: uitvoering
Fase 3: evaluatie
Een goede methodische aanpak zorgt ervoor dat je observatie zo objectief mogelijk blijft.
Observeren is een methodische vaardigheid.

Slide 8 - Slide

Stukje herhaling: welke fasen al besproken en wat komt vandaag aanbod?
Waarom is dit van belang bij het observeren?
Lesdoelen
  • Aan het einde van de les weet je wat een observatieplan is en wat er in een observatieplan staat.
  • Aan het einde van de les weet je hoe je een observatieplan kan maken.
Uit het boek: 5.2 / 5.5 / 6.5.2 / 7.2 / 7.3)

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Observatieplan
Een observatieplan is een beschrijving van hoe je doelgericht en systematisch de gedragingen en uitingen van één of meer personen gaat observeren.
Wat is een observatieplan?

Slide 10 - Mind map

This item has no instructions

Observatieplan
Je maakt een observatieplan per observatie.
In een observatieplan staan:
  • Observatiedoel
  • Observatiemethode
  • Tijd en situatie
  • Betrokkenen

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Doelen
Zorgt ervoor dat je handelen zinvol is.
Geeft richting en zegt iets over je handelen en de gewenste situatie.
SMART formuleren:
  • Specifiek
  • Meetbaar
  • Acceptabel
  • Realistisch
  • Tijdsgebonden


Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Observatiedoel
Op welke vraag wil je antwoord krijgen door je observatie?
Kort en duidelijk formuleren wat het doel is van de observatie.
  • WIE je gaat observeren
  • WELK gedrag je gaat observeren
  • tijdens welke SITUATIE je
    gaat observeren

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Aan het einde van de observatie weet ik waarom kindje A. huilt tijdens vrije speelmomenten.
A
Dit observatiedoel voldoet wel aan de eisen.
B
Dit observatiedoel voldoet niet aan de eisen.

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Aan het einde van de observatie weet ik waarom kindje B. niet met andere kinderen praat.
A
Dit observatiedoel voldoet wel aan de eisen.
B
Dit observatiedoel voldoet niet aan de eisen.

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Observatiemethode
Beschrijf met welke methode je het gedrag gaat observeren en waarom je die methode kiest.
Beschrijf hoe je de methode precies in de praktijk gaat uitvoeren.
Benoem de volgende punten per observatie:
  • Beschrijvend/observatieschema/turfsysteem/beoordelingsschaal
  • Participerend/niet participerend
  • Waarom deze keuze?
  • Hoe ga je dit uitvoeren in de praktijk?

Keuze maken
  • Wat is er praktisch mogelijk?
  • Hoe concreet is je vraag/doel?
  • Wat past het beste bij je vraag/doel?
  • Hoe precies moet de gedragsobservatie zijn?
  • Hoeveel tijd heb je?
  • Hoe groot is de kans dat het te observeren gedrag beïnvloed wordt door een buitenstaander?

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Tijd en situatie
Stel de omstandigheden vast waaronder je observeert.
Beschrijf per situatie de volgende observatiegegevens:
    • Situatie
    • Ruimte
    • Datum
    • Tijdstip
    • Continu, per gebeurtenis of interval

    Slide 17 - Slide

    This item has no instructions

    Betrokkenen
    Beschrijf welke personen er betrokken zijn bij de observatie en waarom deze personen betrokken zijn.

      Slide 18 - Slide

      • Wie observeer je?
      • Welke personen zijn nog meer in de ruimte waar je observeert?
      • Zijn er collega's betrokken?
      Lesdoelen behaald?

      Slide 19 - Slide

      This item has no instructions

      Welke onderdelen horen bij een observatieplan?

      Slide 20 - Open question

      Observatiedoel
      Observatiemethode
      Tijd en situatie
      Betrokkenen
      Wat beschrijf je niet in het observatie plan bij het beschrijven van de observatiemethode?
      A
      Het doel van de observatie
      B
      Waarom je kiest voor de observatiemethode
      C
      De gekozen observatiemethode bijv. beschrijvend.
      D
      Participerend/niet participerend

      Slide 21 - Quiz

      This item has no instructions

      Waar staat SMART voor?
      A
      Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Relevant, Tijdsgebonden
      B
      Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch, Tijdsgebonden
      C
      Specifiek, Meerwaarde, Acceptabel, Realistisch, Tijdsgebonden

      Slide 22 - Quiz

      This item has no instructions

      Wat staat er niet in een observatiedoel?
      A
      Welk gedrag je gaat observeren
      B
      Wie je gaat observeren
      C
      Hoe laat je gaat observeren
      D
      Tijdens welke situatie je gaat observeren

      Slide 23 - Quiz

      This item has no instructions

      Volgende week
      • Examen B1-K1-W1
      • Herhaling

      Denk aan de deadline op 10 maart uiterlijk 17.00 uur: extra opdracht beginsituatie.

      Slide 24 - Slide

      This item has no instructions

      Hoe vond je de les van vandaag?
      Heb je tops/tips voor mij?

      Slide 25 - Mind map

      This item has no instructions