Schritt 17-21

Wilkommen!
.
1 / 32
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Wilkommen!
.

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Die Lernziele:


-Je kunt het bezittelijk voornaamwoord juist toepassen




Slide 3 - Slide

De bezittelijke voornaamwoorden

Slide 4 - Slide

Het bezittelijke voornaamwoord:

- geeft een bezit aan

- staat vóór een zelfstandig naamwoord

Slide 5 - Slide

Voorbeelden bezittelijk voornaamwoord:

- Ik eet mijn banaan. / Ich esse meine Banane.

- Dat is jouw huis.     /  Das ist dein Haus.

- Waar is zijn fiets?   /  Wo ist sein Fahrrad?

Slide 6 - Slide

ich
ik
du
jij
er
hij
sie
zij (ev)
wir
wij
ihr
jullie
sie
zij (mv)
Sie
U
mein(e)
mijn
dein(e)
jouw
sein(e)
zijn
ihr(e)
haar
unser(e)
ons/onze
euer/eure
jullie
ihr(e)
hun
Ihr(e)
Uw
Persoonlijke voornaamwoorden
Bezittelijke voornaamwoorden

Slide 7 - Slide

mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
der Mann
die Frau
das Kind
die Autos
ein Mann
eine Frau
ein Kind
keine Autos
mein Mann
meine Frau
mein Kind
meine Autos
Het geslacht van de zelfstandige naamwoorden
Het onbepaalde lidwoord ein- en het woord kein- krijgen bij vrouwelijke woorden en in het meervoud een -e.  Dat geldt ook voor de bezittelijke  voornaamwoorden.

Slide 8 - Slide

mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
der Mann
die Frau
das  Kind
die Autos
mein Mann
deine Frau
dein Kind
deine Autos
Voorbeelden:
- Mein___________ Bruder (m) hat Zahnschmerzen.
- Unser__________  Eltern (mv) sind sehr lieb.
- Euer____________ Lehrerin (v) hat Hunger.
- Ihr______________ Baby (o) schläft.

Slide 9 - Slide

Bezittelijke voornaamwoorden

Slide 10 - Slide

Du hast jetzt die Theorie wiederholt ( = je hebt nu de theorie herhaald) also...
Kurz üben
(=even oefenen)

Slide 11 - Slide

Wat is een bezittelijk voornaamwoord?
(in het Nederlands)

Slide 12 - Open question

Welke DUITSE bezittelijke voornaamwoorden ken je?

Slide 13 - Mind map

Wanneer krijg je achter het bezittelijk voornaamwoord een extra E ?
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
meervoud

Slide 14 - Quiz

Wanneer krijgt het bezittelijk voornaamwoord een -e?

Slide 15 - Open question

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Hoe heet jouw oma?
A
Hoe
B
heet
C
jouw
D
oma

Slide 16 - Quiz

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Haar moeder heet Agnes
A
haar
B
moeder
C
heet
D
Agnes

Slide 17 - Quiz

Nu in het Duits!

Slide 18 - Slide

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Wie alt ist dein Opa?
A
Opa
B
dein
C
alt
D
Wie

Slide 19 - Quiz

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Mein Handy ist neu!
A
Handy
B
ist
C
Mein
D
neu

Slide 20 - Quiz

Ken je de bezittelijke voornaamwoorden in het Duits?

Slide 21 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: haar
A
unser(e)
B
euer(e)
C
ihr(e)
D
sie

Slide 22 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: jouw
A
dein(e)
B
sein(e)
C
ihr(e)

Slide 23 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: uw
A
Ihr(e)
B
ihr(e)
C
dein(e)
D
euer(e)

Slide 24 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: jullie
A
Ihr(e)
B
ihr(e)
C
dein(e)
D
euer/ eure

Slide 25 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: zijn
A
dein(e)
B
ihr(e)
C
sein(e)
D
unser(e)

Slide 26 - Quiz


Sein.. Vater (m) ist krank
A
sein
B
seine

Slide 27 - Quiz


Ihr.. Oma (v) hat Blumen gekauft
A
Ihr
B
Ihre

Slide 28 - Quiz


Euer- Schule ist wegen Corona geschlossen.
A
Eure
B
Euere

Slide 29 - Quiz

Einde

Slide 30 - Slide

                               
Hausaufgaben: Kijk in Learnbeat of je de                            opdrachten van Schritt 17-21 hebt                                            gemaakt. Maak voor jezelf een samenvatting en schrijf de woordjes, zinnetjes en grammatica over.

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide