Kapitel 1 2-12-2022

Willkommen!
Kom rustig binnen;
Pak je spullen er alvast bij;
Wacht totdat de docent begint met de les.
1 / 42
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Willkommen!
Kom rustig binnen;
Pak je spullen er alvast bij;
Wacht totdat de docent begint met de les.

Slide 1 - Slide

der Unterrichtsplan:

( de lesplanning)



- Rückblick het bezittelijk voornaamwoord

Uitleg bezittelijk voornaamwoord afmaken. 

- Aufg. 10 bis einschl. 13 kontrollieren

- Kapitel 1 Lektion 5 Aufg.  4, 5 und 6 (gemeinsam) machen

- Kapitel 1 Lektion 5 Aufg. 1 und 2 machen.











Slide 2 - Slide

die Lernziele:



- du kannst das Possessivpronomen richtig anwenden


- du kannst Namen, Informationen über Personen und bekannte Wörter verstehen in Hörfertigkeitsübungen.

Slide 3 - Slide

De bezittelijke voornaamwoorden

Slide 4 - Slide

Het bezittelijke voornaamwoord:

- geeft een bezit aan

- staat vóór een zelfstandig naamwoord

Slide 5 - Slide

Voorbeelden bezittelijk voornaamwoord:

- Ik eet mijn banaan. / Ich esse meine Banane.

- Dat is jouw huis.     /  Das ist dein Haus.

- Waar is zijn fiets?   /  Wo ist sein Fahrrad?

Slide 6 - Slide

ich
ik
du
jij
er
hij
sie
zij (ev)
wir
wij
ihr
jullie
sie
zij (mv)
Sie
U
mein(e)
mijn
dein(e)
jouw
sein(e)
zijn
ihr(e)
haar
unser(e)
ons/onze
euer/eure
jullie
ihr(e)
hun
Ihr(e)
Uw
Persoonlijke voornaamwoorden
Bezittelijke voornaamwoorden

Slide 7 - Slide

mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
der Mann
die Frau
das Kind
die Autos
ein Mann
eine Frau
ein Kind
keine Autos
mein Mann
meine Frau
mein Kind
meine Autos
Het geslacht van de zelfstandige naamwoorden
Het onbepaalde lidwoord ein- en het woord kein- krijgen bij vrouwelijke woorden en in het meervoud een -e.  Dat geldt ook voor de bezittelijke  voornaamwoorden.

Slide 8 - Slide

mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
der Mann
die Frau
das  Kind
die Autos
mein Mann
deine Frau
dein Kind
deine Autos
Voorbeelden:
- Mein___________ Bruder (m) hat Zahnschmerzen.
- Unser__________  Eltern (mv) sind sehr lieb.
- Euer____________ Lehrerin (v) hat Hunger.
- Ihr______________ Baby (o) schläft.

Slide 9 - Slide

Bezittelijke voornaamwoorden

Slide 10 - Slide

Du hast jetzt die Theorie wiederholt ( = je hebt nu de theorie herhaald) also...
Kurz üben
(=even oefenen)

Slide 11 - Slide

Wanneer krijgt het bezittelijk voornaamwoord een -e?

Slide 12 - Open question

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Haar moeder heet Agnes
A
haar
B
moeder
C
heet
D
Agnes

Slide 13 - Quiz

Nu in het Duits!

Slide 14 - Slide

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Wie alt ist dein Opa?
A
Opa
B
dein
C
alt
D
Wie

Slide 15 - Quiz

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Mein Handy ist neu!
A
Handy
B
ist
C
Mein
D
neu

Slide 16 - Quiz

Ken je de bezittelijke voornaamwoorden in het Duits?

Slide 17 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: haar
A
unser
B
euer
C
ihr
D
sie

Slide 18 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: jouw
A
dein
B
sein
C
ihr

Slide 19 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: mijn
A
sein
B
ihr
C
mein
D
dein

Slide 20 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: uw
A
Ihr-
B
ihr-
C
dein
D
euer

Slide 21 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: jullie
A
Ihr-
B
ihr-
C
dein
D
euer/ eure

Slide 22 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: zijn
A
dein-
B
ihr-
C
sein-
D
unser-

Slide 23 - Quiz

Kies nu de juiste vorm....

Slide 24 - Slide


Sein.. Vater (m) ist krank
A
sein
B
seine

Slide 25 - Quiz


Ihr.. Oma (v) hat Blumen gekauft
A
Ihr
B
Ihre

Slide 26 - Quiz


Euer- Schule (v) ist wegen Corona geschlossen.
A
Eure
B
Euere

Slide 27 - Quiz

onze ... Lehrerin (v)
A
unser
B
unsere

Slide 28 - Quiz

mijn ... Bruder.
A
mein
B
meine

Slide 29 - Quiz

Was ist (jouw) Name (m)?
A
sein
B
mein
C
dein
D
Ihr

Slide 30 - Quiz

(Mijn) Hobby (o) ist Handball.
A
Meine
B
Mein
C
Deine
D
Dein

Slide 31 - Quiz

Das sind (onze) Eltern (mv).
A
meine
B
dein
C
ihr
D
unsere

Slide 32 - Quiz

(Jullie) Auto (o) ist sehr schön.
A
Unser
B
Eure
C
Unsere
D
Euer

Slide 33 - Quiz

(Onze) Lehrer (m) heißt Meier.
A
Ihr
B
Ihre
C
Unser
D
Euere

Slide 34 - Quiz

Maaike ist (haar) Freundin (v).
A
meine
B
ihr
C
ihre
D
euere

Slide 35 - Quiz

(Mijn) ..... Hund (m) isst gerne Fleisch.
A
Dein
B
Sein
C
Kein
D
Mein

Slide 36 - Quiz

(Zijn) .... vader heeft een hele grote auto.
A
Ihr
B
Ihre
C
Sein
D
Seine

Slide 37 - Quiz

Das ist (mijn)…... Buch (o).


A
meine
B
meiner
C
meines
D
mein

Slide 38 - Quiz

Das ist (jouw)... Geschenk (o).
A
meine
B
dein
C
deine
D
sein

Slide 39 - Quiz

Das ist ( uw) Fahrrad (o).
A
ihr
B
Ihre
C
ihre
D
Ihr

Slide 40 - Quiz



Hörfertigkeitsübungen:  4, 5 und 6 



Aufg. 1 und 2 machen. 

Slide 41 - Slide

Hausaufgaben: Lektion  5 Aufg. 1 + 2 machen. + Lernen Lernbox Wörter Lektion 5 

Slide 42 - Slide