zelf.nmw: MeDiPlaDiNa (Mensen, Dieren, Planten, Dingen, Namen)
--> autolidwoord: de, het, een --> de auto
bijv.nmw: zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Kan voor maar ook achter het zelf.nmw staan --> de rode auto
zelf.ww: belangrijkste werkwoord in een zin. Geeft altijd een handeling/actie aan. Je ziet een plaatje voor je --> voetballen
hulp.ww: biedt hulp aan het zelf.ww (kan nooit alleen in een zin staan) --> wil voetballen
pers.vnw: verwijst naar persoon zonder naam te noemen --> ik, jij, hij, zij, wij, jullie, u, mij, jou, hem, haar, ons, hen, hun
bez.vnw: staat bijna altijd voor een zelf.nmw. Het zelf.nmw is dan ‘bezit’ van iemand --> mijn, jouw, zijn, haar, ons, onze, hun, uw
vr.vnw: verwijst altijd naar een ding of mens. Staat vaak vooraan in de zin, maar niet altijd --> wie, wiens, wat, wat voor, welke
aanw.vnw: wijst bijna letterlijk iets aan --> die jongen, dit boek, dat, deze, zulk, zulke, diegene, datgene, degene, dergelijke, zo'n