Literatuur cursus 3 HV

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 6

Het heeft gevroren, dus binden wij de ijzers onder.

1. metafoor
2. personificatie
3. metonymia
4. tautologie

Die ezel weet niet eens welke les wij nu hebben.

1. metafoor
2. personificatie
3. metonymia
4. tautologie

De motor kwam brullend tot leven.

1. metafoor
2. personificatie
3. metonymia
4. tautologie

De wind huilde om de hoeken van het gebouw.

1. metafoor
2. personificatie
3. metonymia
4. tautologie

Wij zijn verdrietig en bedroefd.

1. metafoor
2. personificatie
3. metonymia
4. tautologie

Hij pakte het koude ijs.

1. pleonasme
2. personificatie
3. metonymia
4. tautologie

De interessante les Nederlands.

1. pleonasme
2. personificatie
3. metonymia
4. tautologie

'Goedemorgen waarde aanwezigen, krijg allemaal de tering.'

1. pleonasme
2. ironie
3. stijlbreuk
4. tautologie

Ik erger me dood aan die vent!

1. understatement
2. ironie
3. stijlbreuk
4. hyperbool

'Wil je soms in de gracht vallen?'

1. understatement
2. ironie
3. retorische vraag
4. hyperbool

'Een witte duif vloog op van het slagveld, waar net de twee partijen tot een wapenstilstand gekomen waren.'

1. understatement
2. symbool
3. metafooor
4. hyperbool

Kees liep langzaam naar het station. Wat hij nog niet wist, was dat zijn trein al lang vertrokken was.

1. understatement
2. auctoriale vertelinstantie
3. personale vertelinstantie
4. hyperbool

'Hij rende, steeds sneller en sneller. Tot hij niet meer kon.'

1. understatement
2. auctoriale vertelinstantie
3. personale vertelinstantie
4. hyperbool

1. Wat is het verschil tussen proza en een poëzie?

2. Wat is het verschil tussen de verteltijd en de vertelde tijd?

3. Wat is een open plek?

4. Wat is het verschil tussen een terugverwijzing en een flashback?

Stijlfiguren en beeldspraak

literatuur cursus 3

Stijlfiguren zijn formuleringen die gebruikt worden om bij jou als lezer een effect te bereiken.

bijvoorbeeld: een grotere of kleinere indruk maken, je na laten denken of je laten lachen.

De Paradox

Een tegenstelling waar tegengestelde begrippen toch met elkaar worden verbonden.

'Ik ben slim, knap en erg bescheiden.'

'Deze zin is onwaar'

Het Pleonasme

Een vanzelfsprekende eigenschap wordt nog eens extra (meestal overbodig) genoemd.

Rood bloed // witte sneeuw // een ronde cirkel

De tautologie

Een begrip wordt meerdere malen met synoniemen uitgedrukt.

'Blij en verheugd' 'bedroefd en verdrietig' 

De hyperbool

sterke overdrijving

'Ik sta al uren op je te wachten!' 

De retorische vraag

Geen echte vraag omdat het antwoord als bekend mag worden verondersteld.

'Je wilt toch niet je hoofd stoten?'

Parallellisme

Terugkeer van dezelfde woordvolgorde.

beeldspraak

metafoor

metonymia

personificatie

synesthesie

ironie

stijlbreuken

symbolen

nu:

zelf lezen blz 40/41/42

daarna maken opdracht 1 + 2 werkboek.