La semaine 40

Bonjour et bienvenue!
Comment ça va?
C'est quelle date aujourd'hui?

1 / 19
next
Slide 1: Slide
FransVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Bonjour et bienvenue!
Comment ça va?
C'est quelle date aujourd'hui?

Slide 1 - Slide

La semaine 40:                                                                                        
lundi mardi et mercredi, le quatre, le cinq et le six octobre       


Deze week doen we: 
- maandag: Uitleg pers.vnw met nadruk en oefenen
- dinsdag: Herhalen , vragen stellen en leren
- woensdag: Toets


Slide 2 - Slide

Le programme d'aujourd'hui: 
1. Vandaag: maandag (lundi) 
2. Uitleg persoonlijk voornaamwoord met nadruk
3. Oefenen, vragen? Leren..         
4. Tijd over? ler. woordjes dmv quizlet
5. Les devoirs: ler. toets               

Slide 3 - Slide

persoonlijk vnw met nadruk
Hierna volgt eerst uitleg en dan een aantal vragen

Slide 4 - Slide

persoonlijk voornaamwoorden met nadruk
Je ==> moi 
tu ==> toi
il ==> lui
elle ==> elle 
nous ==> nous 
vous ==> vous 
ils ==> Eux 
elles ==> elles 
moi, je m'appelle Serena
et toi, comment tu t'appelles?
et lui, il s'appelle Pierre.
elle, elle s'appelle Jacqueline

nous, nous allons au cinéma

et vous? Vous allez où?
Nous allons avec eux.
et elles, elles viennent avec nous au cinema!

Slide 5 - Slide

wat is het persoonlijk voornaamwoord met nadruk van ik?

Slide 6 - Open question

welke persoonlijk voornaamwoord met nadruk betekent wij?

Slide 7 - Open question

Schrijf de 8 persoonlijke voornaamwoorden met nadruk

Slide 8 - Open question

wat is het persoonlijk voornaamwoord met nadruk van ik?

Slide 9 - Open question

Slide 10 - Link

Ik heb er vertrouwen in! Ik snap het persoonlijk vnw met nadruk!
😒🙁😐🙂😃

Slide 11 - Poll

Weekprogramma: Kies uit ...
1. Extra oefenen: mk : menu au choix grammaire 1 et 2 (- deze moet in ieder geval. Je bepaalt zelf wanneer en of je het tijdens les doet, zodat je me vragen kunt stellen of als HW

2. Oefenen werkwoorden: verbuga.nl: avoir,  être, faire et, regm. ww -er, présent en pc
3. Leren woorden:  Quizlet en daarna formatieve toets (vertel mij als je dit gaat doen)
4. Planning maken, samenvatting, leren
5. Diagnostische toets maken  - deze moet ook, in ieder geval voor volgende week


Slide 12 - Slide

Ten alle tijde mag je me om hulp vragen: 

Dat kan bij maken van opdrachten, extra uitleg grammatica etc. 
Dus ...  bedenk wat heb ik nodig? 

Slide 13 - Slide

1. Herhaling persoonlijk voornaamwoord met nadruk


Beantwoord de komende vragen.

Slide 14 - Slide

welke persoonlijk voornaamwoord met nadruk hoort bij "tu"

Slide 15 - Open question

welke persoonlijk voornaamwoord met nadruk hoort bij "ils"
A
lui
B
elle
C
eux
D
elles

Slide 16 - Quiz

welke persoonlijk voornaamwoord met nadruk betekent hij/hem?

Slide 17 - Open question

De beklemtoonde vormen als onderwerp, worden gebruikt:
A
na een voorzetsel
B
als het onderwerp de nadruk krijgt
C
wanneer er geen werkwoord in de zin staat
D
na c'est/ce sont

Slide 18 - Quiz

Noteer de persoonlijke voornaamwoorden met nadruk met vertaling

Slide 19 - Mind map