bezittelijk vnw les 5

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t, mavo, havo
• Leerjaar 2

bezittelijk vnw les 5

Herhaling naamvallen + bezittelijk voornaamwoord

Sleep naar de der of ein- groep

Tekst

Der- groep

ein- groep

kein

den

eine

das

keine

die

der

ein

Bezittelijk voornaamwoord

Wat zijn Duitse bezittelijke voornaamwoorden?

Persoonlijk voornaamwoord

ik = ich

jij = du

hij = er/ es = het

zij = sie 

wij = wir

jullie = ihr

zij = sie

u = Sie

Bezittelijk voornaamwoord

mijn = mein-

jouw = dein-

zijn = sein-

haar = ihr-

onze = unser-

jullie = euer-

hun = ihr-

uw = Ihr-

Het bezittelijk voornaamwoord hoort bij de ein-groep

Invulzinnen

Vul steeds de juiste vorm van het bezittelijk voornaamwoord in.

Gebruik het schema en het stappenplan

Voorbeeld:

mein___ = mein, meine of meinen

(Mijn) ___ Mutter kocht den Reis.

Die Frau sucht (haar)___ Auto.

Haben Sie (uw)___ Orangensaft getrunken?

(Jullie)___ Vater geht in den Garten.

Ich suche (jullie)___ Vater.

Kannst du (mijn) ___ Kugelschreiber geben bitte?

Wir besuchen (onze)___ Großeltern.
Vertaal het woord tussen haakjes

(Jouw)___ Eltern sind sehr nett.
Vertaal het woord tussen haakjes.

Geht ihr in (jullie)___ Schule heute?
Vertaal het woord tussen haakjes.

Ich finde (zijn)___ Salat nicht lecker.
Vertaal het woord tussen haakjes.

(haar)___ Mutter ist in die Küche.
Vertaal het woord tussen haakjes.

Ik weet waar ik de bezittelijke voornaamwoorden op het schema moet aflezen en kan ze in de goede vorm toepassen

Ja , ik snap het

redelijk, ik moet nog wel even oefenen

nee, ik vind het moeilijk en heb extra uitleg nodig