Hoofdstuktoets 2

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Wat is een alinea?

Alinea's worden gescheiden door:

1. een tussenkopje
2. een doorlopende streep
3. een witregel (lege regel)
4. ze worden niet gescheiden.

Een tussenkopje is:

1. Een kopje dat niet groot en niet klein is.
2. een dikgedrukte titel boven een alinea
3. de titel van de tekst
4. hetzelfde als een alinea

Je herkent een alinea aan het feit dat:

1. hij gescheiden is van de rest van de tekst
2. hij rechte lijnen kan trekken
3. hij dikgedrukt is
4. hij een eigen onderwerp behandelt

Een alinea begint altijd:

1. met een persoonsvorm
2. op een nieuwe regel
3. met een dikgedrukt woord
4. na een vraagzin

Als je de betekenis van een woord niet kent, ...

1. kijk je of er een omschrijving staat in de tekst
2. hoop je dat je de tekst toch gewoon begrijpt
3. kijk je of er een synoniem staat in de tekst
4. zoek je hem op in een woordenboek

Het woord 'present' betekent

1. vooruitgestuurd
2. aanwezig
3. cadeau
4. absent

Het woord 'hype' betekent:

1. heel druk
2. neushoorn
3. leuk
4. iets nieuws dat ineens veel aandacht trekt

Er staat een suppoost, een bewaker, bij het kunstwerk.
Suppoost betekent:

1. ondersteuning
2. kunstenaar
3. stoel
4. bewaker

Recent betekent

1. aanwezig
2. jammer genoeg
3. pas geleden
4. halve euro

Welk woord past in de zin?
Iedere week worden bushaltes gesloopt.
Het .................. is sterk toegenomen.

1. vandalisme
2. vandaleren
3. vandaal
4. vandalen

Welk woord past in de zin?
Hij heeft .............. een operatie ondergaan.

1. present
2. recent
3. absent
4. accent

Wat betekent 'circa'?
Hij heeft circa 10 dagen de tijd?

1. ronde vorm
2. geval
3. meerdere circussen
4. ongeveer

Hoe vind je de persoonsvorm?

1. werkwoorden zoeken in de zin
2. met de vraagproef
3. vragen wie het heeft gedaan
4. alle w- en h vragen

Wat is de persoonsvorm?
Hij heeft de halve marathon gelopen.

1. hij
2. heeft
3. de halve marathon
4. gelope

Morgen zijn de leerlingen vrij.

1. morgen
2. de leerlingen
3. zijn
4. vrij

Waarom heeft de regenboog zeven kleuren?

1. waarom
2. heeft
3. zeven
4. kleuren

Wie kan het mij vertellen?

1. wie
2. kan
3. mij
4. vertellen

In Rotterdam zijn veel rellen rondom corona.

1. in Rotterdam
2. veel rellen
3. rondom corona
4. zijn

De bakker geeft het meisje een krentenbol.

1. geeft
2. het meisje
3. de bakker
4. een krentenbol

Op de fiets stuurde hij een mail naar zijn docent.

1. fiets
2. mail
3. stuurde
4. docent

Waarom had hij niet beter uitgekeken?

1. waarom
2. had
3. beter
4. uitgekeken

Om te weten of een woord op een t of d eindigt gebruik je

1. je gehoor
2. stam + t
3. het woordbeeld
4. de verlengproef

Welke woorden zijn allemaal goed geschreven?

1. paart, kat, brand
2. koelkast, bruid, lind
3. wond, held, gedraaft
4. blind, kruit, kaft

Welke woorden zijn allemaal goed geschreven

1. kapot, ront, kind
2. krant, fruit, dracht
3. ruid, stoet, rund
4. lucht, mund, fluit

Wat is de ik-vorm van rennen

1. renn
2. ren
3. renne
4. rennen

Wat is de ik-vorm van draven

1. drav
2. draav
3. draaf
4. draf

Wat is de ik-vorm van schudden?

1. schud
2. schudt
3. schut
4. schutd

Wat is de ik-vorm van drijven?

1. dreif
2. drijv
3. dreiv
4. drijf

Wat is de ik-vorm van worden?

1. woord
2. word
3. wort
4. wordt

Wat is de ik-vorm van reizen?

1. reis
2. rijz
3. reiz
4. rijs

Woord met ij

Woord met ei