This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Breuken bestaan uit...
A
Boven en onder
B
Teller en noemer
C
Naam en achternaam
D
Vier cijfers
Slide 1 - Quiz
Hoeveel procent is 1/2.
A
50
B
12
Slide 2 - Quiz
Hoeveel procent is de helft?
A
5
B
50
C
25
D
0,5
Slide 3 - Quiz
Schrijf als decimaal getal: 0,9%
A
0, 009
B
0, 09
C
9
Slide 4 - Quiz
Bereken: 4% van 1000
A
4000
B
0, 4
C
40
Slide 5 - Quiz
Hoeveel is 30% van 300?
A
30
B
90
C
180
D
270
Slide 6 - Quiz
Hoeveel is 15% van 200?
A
45
B
15
C
30
D
90
Slide 7 - Quiz
Het hoeveelste deel is 1%?
A
Tiende
B
Honderste
C
Duizendste
D
Geen van de antwoorden is juist.
Slide 8 - Quiz
Bij een schriftelijke overhoring kregen drie van de 28 leerlingen een onvoldoende. Is dat meer of minder dan 10%? Hoeveel is dat
A
Meer = 10,7 1428571
B
Minder = 7
Slide 9 - Quiz
Schrijf als decimaal getal: 22%
A
22/100
B
0,22
C
2,2
Slide 10 - Quiz
Hoeveel is 30% van 120
A
12
B
36
C
48
D
24
Slide 11 - Quiz
De snelheid van een auto is 108 km/h. Hoe groot is de snelheid in m/s?
A
v = 389 m/s
B
v = 10,8 m/s
C
v = 30 m/s
D
v = 38,9 m/s
Slide 12 - Quiz
Hoe heet het bovenste getal van een breuk?
A
Teller
B
Noemer
Slide 13 - Quiz
Henk fietst 40 kilometer in 2,5 uur. Wat was zijn gemiddelde snelheid?
A
16 km/h
B
20 km/h
C
18 km/h
D
14 km/h
Slide 14 - Quiz
3/7 x 5/8 =
A
24/35
B
15/42
C
15/56
D
35/24
Slide 15 - Quiz
Slide 16 - Slide
Bereken
4,2 uur= ..... uur en ...... minuten 3,8 dagen = ..... dagen en ...... uren en ..... minuten 7,2 jaren = ..... jaren en ..... dagen 8 jaren en 3 dagen = ..... jaren 14 weken en 3 dagen = ..... weken