1) -Ik kan in eigen woorden uitleggen wat een aantal meetinstrumenten zijn en waarvoor je ze gebruikt.
2) -Ik kan in eigen woorden uitleggen wat het verschil is tussen analoge en digitale meetapparatuur.
3) -Ik kan beschrijven wat een grootheid en wat een eenheid is.
4) -Ik kan enkele eenheden naar elkaar omrekenen.