a. Beschrijf de vijf temperatuurfactoren in je eigen woorden.
Breedteligging - hoe ver een plaats van de evenaar ligt
Hoogteligging - hoe hoog een plaats ligt (vanaf zeeniveau gemeten)
Ligging aan zee - of een plaats wel of niet in de buurt van zee ligt
Stroming van wind- en zeestromen - of ergens anders vandaan warme of koude lucht komt
Ligging van gebergte - of een plaats beschut is door een gebergte of niet
b. Lees de volgende uitspraak en bepaal welke temperatuurfactor bij de uitspraak hoort.
Hoe verder een plaats naar het noorden ligt, hoe kouder het is.
Deze uitspraak hoort bij de temperatuurfactor breedteligging.