ME Historische ontwikkelingen (1)

Historische
ontwikkelingen
middeleeuwen
1 / 22
next
Slide 1: Mind map
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Historische
ontwikkelingen
middeleeuwen

Slide 1 - Mind map

Deze les geeft je inzicht in:
de historische ontwikkelingen in de middeleeuwen
hoe mensen in die tijd leefden en dachten
(500-1500)

Slide 2 - Slide

Het Romeinse Rijk takelt af
- Germanen ondernemen plundertochten in het verzwakte Rijk.
- Germaanse stammen verenigden zich in de loop van de 3e tot vier grote bondgenootschappen: Franken, Saksers, Allemannen en Gothen
- Karel de Grote probeert de gewesten bij elkaar te houden

Slide 3 - Slide

De Nederlanden

  • Nederland als één land bestond nog    niet in de Middeleeuwen
  • Er waren 17 gewesten, die bij elkaar 'De Nederlanden' heetten.
  • In die gewesten was een heer de baas
  • Ieder gewest heeft eigen wetten en regels = geen eenheidsstaat
  • Zo was er ook nog geen eenheidstaal


Slide 4 - Slide

Bijgeloof in de middeleeuwen
Germanen moesten hun geloof in Goden vaak door strijd afstaan.
Overal in West-Europa werd het christendom verkondigd. (afgedwongen)
De geestelijkheid kreeg veel macht en invloed

Oproep tot christelijk leven:
 MARIALEGENDE

Slide 5 - Slide

Het katholicisme in de middeleeuwen

- Verbreidt zich vanaf 680

- Om de geloofsboodschap uit te dragen

  gebruikte men ook de geestelijke 

  literatuur : Letterkunde

- Rond 1000 is het katholieke geloof overal ingeburgerd en

  leeft het Germaanse geloof alleen nog ondergronds. 

  Overal komen kerken en gigantische kathedralen.

Slide 6 - Slide

memento mori

Slide 7 - Slide

DE ROL VAN DE KERK

De kerk is in de middeleeuwen bijzonder belangrijk. De eerste kloosters worden gesticht en het rooms-katholieke geloof breidt zich steeds verder uit. De geestelijken krijgen ook steeds meer macht en invloed op de bevolking. Om het belang van het geloof duidelijk te maken, ging de kerk de geloofsboodschap uitdragen via de literatuur. Dit wordt geestelijke letterkunde genoemd. Voorbeelden hiervan zijn de Marialegendes.

De kloosters in Europa namen vanaf de tiende eeuw toe. Tussen de adel en de geestelijken waren overeenkomsten. De adel zorgden voor de verdediging en het bestuur, monniken zorgden voor de aanbidding van God. Dit laatste is belangrijk, omdat de middeleeuwse mens gelooft in een leven na de dood. Daarom moet God je goedgezind zijn als je sterft. Monniken kunnen daarvoor zorgen. Ook werden fouten afgekocht door geschenken te geven aan het klooster.Beiden zorgden dus voor gehoorzaamheid onder de lagere bevolking.
Kloosters worden later ook belangrijk in het verspreiden van kennis en literatuur. Monniken studeren en geven les. Ze zorgen ervoor dat kinderen van de adel onderwezen worden en hebben een dagtaak aan het overschrijven van boeken. Dit overschrijven van boeken was in de middeleeuwen de manier om geschriften te verspreiden. De boekdrukkunst werd pas in de vijftiende eeuw uitgevonden.
In het klooster wordt geleefd volgens vaste regels. Deze zijn al sinds de zesde eeuw bekend. Ze worden getijden genoemd. Binnen de getijden is veel plaats voor zang, het gregoriaans. Deze getijden zijn ook in de gezangen terug te vinden.

Slide 8 - Slide

Invloed van de islam
632 dood van profeet Mohammed
Islam breidt zich steeds verder uit
reactie christenen met kruistochten (1096-1291)

Slide 9 - Slide

Islam
Mohammed overlijdt
Verkondiger van een nieuwe
   godsdienst: De Islam
Reactie van het christendom op de Islam:
KRUISTOCHTEN

Slide 10 - Slide

Eerste kruistocht
Ging met een leger naar Jerusalem, het land van Jezus. Om te bidden. Alleen deze eerste was succesvol. Maar in de stad Edessa ging men ipv bidden, de achtergebleven bevolking te lijf. Later werden de christenen vermoord. 

Slide 11 - Slide

In de middeleeuwen zijn er grofweg gesproken drie standen:



  • de geestelijkheid (1e stand, 2%) 
  • de adel (2e stand, 3%)
  • de burgerij/boeren (3e stand,95%) 

Hoogtepunt riddertijd (1150-1250)
Bloei van de ridderroman


Slide 12 - Slide

Feodale maatschappij

Slide 13 - Slide

Feodale maatschappij
Kern: 
band van trouw en dienst tussen leenheer en leenmannen
in een agrarische maatschappij

Slide 14 - Slide

Belangrijk principe 1: Eercultuur
De adel en de ridders leefden in een eercultuur
eer, aanzien en waardering door de groep waartoe men behoorde
 niet het individuele was belangrijk, maar het collectief
je 'eer' mocht je nooit verliezen --> schaamte en schande

Slide 15 - Slide

Belangrijk principe 2: Hoofsheid
gedragsregels 
beschaafd gedrag en zelfbeheersing

Slide 16 - Slide

Uit welke componenten bestaat ons gebied in de middeleeuwen?
A
Rijnland, Maasland en Scheldegebied
B
Bourgondië, Frankrijk en Duitsland
C
gouwen, dijken en terpen
D
hertogdommen, graafschappen en bisdommen

Slide 17 - Quiz

Welke drie standen zijn er grofweg in de middeleeuwen?
A
Adel, geestelijkheid en boeren
B
God, geestelijkheid en adel
C
Ridders, adel en boeren
D
Franken, Duitsers en Bourgondiërs

Slide 18 - Quiz

Wat houdt het feodale stelsel in?
A
De koning is leenman, de ridder de leenheer en beide moeten voldoen aan verplichtingen
B
De koning is leenheer, de ridder de vazal en beide zweren trouw aan God en de kerk
C
De koning is leenheer, de ridder de vazal en beide aanbidden de vrouwen
D
De koning is leenheer, de ridder de vazal en beide moeten voldoen aan verplichtingen

Slide 19 - Quiz

Wat houdt eercultuur in?
A
De boeren hadden de plicht om hard te werken, zodat ze waardering kregen.
B
De ridders moesten hard werken om waardering te krijgen van de koning.
C
De koning moest goed zorgen voor zijn leenmannen om aanzien en waardering van zijn leenmannen te krijgen.
D
De ridders moesten zich goed gedragen om aanzien en waardering van de groep te krijgen.

Slide 20 - Quiz

Wat hoort niet bij hoofsheid?
A
vrouw is eigendom van de man
B
gedragsregels zijn belangrijk
C
gevechten en bloedige taferelen
D
de vrouw wordt vereerd

Slide 21 - Quiz

Wat zijn belangrijke begrippen van deze les?

Slide 22 - Open question