Grammatica (redekundig ontleden) oefenen

Grammatica
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1,2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Grammatica

Slide 1 - Slide

Leerdoel
Ik kan de zeven stappen van redekundig ontleden op de juiste manier toepassen. 

Slide 2 - Slide

De zeven stappen
1. persoonsvorm 
2. zinsdelen
3. onderwerp (wie/wat + wg)
4. werkwoordelijk gezegde (alle ww in de zin)
5. lijdend voorwerp (wie/wat + wg + o)
6. meewerkend voorwerp (aan wie/voor wie?)
7. bijwoordelijke bepaling (alles wat overblijft)

Slide 3 - Slide

Hoeveel zinsdelen heeft de zin?
Mijn lieve moeder bakt lekkere taarten.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 4 - Quiz

Hoeveel zinsdelen heeft de zin?
Gisteren heeft mijn lieve moeder een lekkere taart gebakken.
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 5 - Quiz

Welke stelling over de pv is fout?
A
De pv geeft de tijd van de zin aan
B
Alles voor de pv is één zinsdeel
C
De pv kan een voltooid deelwoord zijn

Slide 6 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde van deze zin?
Gisteren heeft mijn lieve moeder een lekkere taart gebakken.

Slide 7 - Open question

Schrijf het werkwoordelijk gezegde op.
De melk is niet te drinken.

Slide 8 - Open question

Wat is het onderwerp?
Gisteren heeft mijn lieve moeder een lekkere taart gebakken.

Slide 9 - Open question

Wat is het onderwerp?
In de bijsluiter staan bijwerkingen genoemd.
A
in de bijsluiter
B
bijsluiter
C
bijwerkingen
D
staan genoemd

Slide 10 - Quiz

Hoe vind je het
lijdend voorwerp?

Slide 11 - Mind map

Wat is "een lekkere taart" in deze zin?
Gisteren heeft mijn lieve moeder een lekkere taart gebakken.
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 12 - Quiz

Benoem het lijdend voorwerp.
Meneer Janssen geeft ons Franse les.
A
Meneer Janssen
B
geeft
C
ons
D
Franse les

Slide 13 - Quiz

Staat er een meewerkend voorwerp in de zin?
De koning leest aan heel het land de troonrede voor.
A
ja
B
nee

Slide 14 - Quiz

Staat er een meewerkend voorwerp in de zin?
De juf gaf de kinderen een afscheidscadeautje.
A
ja
B
nee

Slide 15 - Quiz

Staat er een meewerkend voorwerp in de zin?
De vlag hangt aan de brug.
A
ja
B
nee

Slide 16 - Quiz

Schrijf de bijwoordelijke bepaling(en) op. Als het er meer zijn, gebruik dan een komma.
Gistermiddag speelde Yara mooi piano.

Slide 17 - Open question