,

Moduletoets consumptie H1 t/m H4

Moduletoets consumptie H1 t/m H4
  • H1 wikken en wegen
  • H2 thuis in geldzaken
  • H3 geld over en te kort 
  • H4 wonen en verzekeren 
1 / 50
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 50 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Moduletoets consumptie H1 t/m H4
  • H1 wikken en wegen
  • H2 thuis in geldzaken
  • H3 geld over en te kort 
  • H4 wonen en verzekeren 

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

H1 wikken en wegen
  • basisbehoeften = primaire behoeften
  • secundaire behoeften
  • consumeren
  • marketingmix
  • wet kopen op afstand 
  • vraag en aanbod
  • doelgroep
  • ideële reclame
  • commerciële reclame 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Vraag 1

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Even herhalen 
- Primaire en secundaire behoeften
- Manier om je behoeften te vervullen
- Schaarse vs vrije goederen

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

= Primaire behoeften

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Secundaire behoeften
= luxebehoeften
  • Niet noodzakelijk
  • Luxe

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Behoefte bevredigen door.
- iets wat je mist zelf te produceren
- iets wat je mist te kopen

Dit heet consumeren; iets te kopen of er zelf iets voor doen

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Schaarse vs. vrije goederen
Schaarse goederen --> Productiefactoren voor nodig, daar moet je voor betalen

Vrije goederen -->
Dit komt 'vanzelf', is gratis.

Schaarste dwingt tot maken van keuzes

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Vraag 2

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

vraag 3

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

vraag 4

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Vraag en aanbod

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Verandering vraag door prijsverandering
Als de hoeveelheid vraag veranderd? Dan is er sprake van 
verschuiving VAN de vraaglijn af. 


1
2
5
3
4

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

vraag 5 en 6 

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

H2 thuis in geldzaken
  • functies van geld
  • debetsaldo
  • creditsaldo
  • kredietlimiet
  • samengestelde interest 
  • dividend
  • aandelen
  • koopkracht
  • persoonlijke lening 

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

vraag 7

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Bankrekening
Bedrag op een bankrekening (betaalrekening) is het saldo

Wat is het verschil tussen credit en debet ?

Berekenen van het saldo:
Nieuw saldo = oud saldo + ontvangsten - betalingen

Slide 17 - Slide

Credit = tegoed/positief saldo
Debet = tekort/negatief saldo/rood staan

Vraag 8 

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Vraag 9
Formule 1 (zie voorbeeld) 
bedrag spaarrekening : 100% x rentepercentage = € bedrag rente 
bedrag spaarrekening + bedrag rente = nieuw saldo
Formule 2
100 + rentepercentage : 100 = vermenigvuldigingsfactor
bedrag spaarrekening x vermenigvuldigingsfactor ^ (aantal jaren) = 
nieuw saldo 

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

vraag 10
dividend = winst op aandelen

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

vraag 11

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Vraag 12

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

H3 geld over en te kort
  • bronnen van inkomen
  • Lorenzcurve
  • budgetplan
  • reservering
  • budgetteren
  • lenen
  • kilometerprijs 
  • bijstand
  • huurtoeslag
  • sociaal minimum

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Arbeid, bezit, overdracht en natura

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

vraag 13

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Slide 26 - Video

This item has no instructions

vraag 14

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

vraag 15

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Sociale zekerheid
Een uitkering voor mensen die zelf geen betaalde baan kunnen hebben, bijv. door ziekte of werkloosheid. 
De bijstandsuitkering is het sociale minimum. 
Ook de AOW (Algemene OuderdomsWet) hoort hier bij. 

Denk ook aan Huur- en Zorgtoeslag
 

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Reserveren
Reserveren = sparen 

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Budgetteren = Zorgen dat je uitgaves niet hoger worden dan je inkomsten. 




Budgetteren

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Budgetteren

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Vraag 16 en 17

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

De kosten per kilometer
De ene auto kost meer dan de andere: de aanschafprijzen, het brandstofverbruik, de onderhoudskosten en de verzekeringskosten verschillen. Je kunt de kosten daarom het beste vergelijken als je ze per kilometer berekent. 

De kilometerprijs van een auto bereken je door :
de totale autokosten in een periode te delen door het aantal gereden kilometers in die periode

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Vraag 18
Stap 1 
bereken de totale kosten

Stap 2
bereken de totale kilometers

Stap 3
Gebruik de formule

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Hoofdstuk 4 wonen en verzekeren
  • huur
  • huurovereenkomst
  • huis kopen
  • hypotheek
  • makelaar
  • lineaire hypotheek/ annuïteiten hypotheek 
  • huren of kopen
  • eigen risico
  • opstalverzekering
  • reisverzekering
  • schade
  • onderverzekeringsbreuk
  • verzekeringspremie

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Vraag 19
Opzeggen van huurovereenkomst

De belangrijkste regels met betrekking tot het opzeggen van de huur zijn:
  • Koop breekt geen huur
Bij verkoop van de woning, kan de huurder niet gedwongen worden de woning te verlaten.
  • Dood breekt geen huur
Als de verhuurder overlijdt, mag de huurder in de woning blijven wonen.



Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Vraag 20

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

  Lineaire hypotheek                Annuïtaire hypotheek

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

hypotheken

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Huis huren

Voordelen: 
geen onderhoudskosten aan het huis
geen opstalverzekering
Geen onroerendzaakbelasting

Nadelen:
jaarlijkse huurstijging
Huis kopen

Voordelen:
huis is van jezelf
investering voor later 

Nadelen:
veel kosten zelf betalen
lastig te verhuizen

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Huren of kopen?
Een woning huren
  • Huur betalen
  • Huurverhoging
  • Verhoging servicekosten
  • Huurtoeslag

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

kosten koopwoning
  1. AVP = aansprakelijkheidsverzekering particulieren
  2. De avp betaalt als je per ongeluk schade toebrengt aan een ander. Bijvoorbeeld als je met je fiets een kras maakt op de auto van de buurman
  3. Een inboedelverzekering vergoedt de schade aan de spulletjes in je huis. De spullen in je huis heten je inboedel.
  4. Een opstalverzekering vergoedt de schade aan je huis (het dak en de muren). Een opstalverzekering heb je alleen als een koophuis hebt
  5. Het verschil is dat bij de inboedelverzekering worden je spullen tegen nieuwwaarde verzekert. Bij de opstalverzekering is je huis verzekert tegen herbouwwaarde.
  6.  OZB (onroerende zaakbelasting 
  7.  Groot en klein onderhoud 
  8.  Kosten gas, water, elektriciteit 

Slide 43 - Slide

This item has no instructions

vraag 21 en 22

Slide 44 - Slide

This item has no instructions

Soorten verzekeringen
  • Zorgverzekering
  • WA-verzekering
  • Reisverzekering
  • Inboedelverzekering
  • Opstalverzekering 
  • Fietsverzekering

Slide 45 - Slide

This item has no instructions

Verplicht eigen risico
Bij de basisverzekering heb je een verplicht eigen risico. Dit zijn de zorgkosten die je eerst zelf moet betalen.
Je mag kiezen je eigen risico te verhogen, dan wordt je premie lager. Let op! Dan moet je dus ook zelf betalen als je een dure medische behandeling moet ondergaan.

Slide 46 - Slide

This item has no instructions

Verzekeren
  • Verzekeren = verzekeraar neemt financiële gevolgen risico over van verzekerde
  • Polis = verzekeringscontract
  • Uitkering = geldbedrag dat de verzekerde ontvangt van de verzekeraar bij schade
  • Premie =  bedrag wat je maandelijks betaalt voor de verzekering 

Slide 47 - Slide

This item has no instructions

de verzekeraar

  • verkoper
  • betaald uitkering
  • wil hoge premie 
de verzekerde

  • consument/klant
  • betaald premie
  • betaald eigen risico
  • wil lage premie
De verzekerde en verzekeraar

Slide 48 - Slide

This item has no instructions

Vraag 23

Slide 49 - Slide

This item has no instructions

Vraag 24 > onder- en oververzekeren
Als je een grote schade hebt, bepaalt een expert van de verzekering de werkelijke of getaxeerde waarde: de werkelijke waarde van de goederen die de verzekering moet vergoeden. Je krijgt dus niet zomaar de verzekerde waarde uitgekeerd. Je krijgt ook nooit meer dan de werkelijke waarde: dus een hogere verzekerde waarde opgeven heeft geen zin. Als de verzekerde waarde hoger is dan de getaxeerde waarde, ben je oververzekerd. En als de verzekerde waarde lager is dan de werkelijke waarde, ben je onderverzekerd. Bijvoorbeeld: als de verzekerde waarde 60% is van de werkelijke waarde, krijg je ook maar 60% van de werkelijke schade uitgekeerd.
Formule: verzekerd bedrag : getaxeerde waarde (nieuwwaarde) x schade = vergoeding schade 


Slide 50 - Slide

This item has no instructions