PV= onderstreept, ow= blauw, wg= wit , lv= groen
Gelukkig / kon / de leraar / onze 1 aprilgrap / wel / waarderen.
De buschauffeur / heeft / op het nippertje / een aanrijding / voorkomen.
John / zal/ hard / moeten trainen / voor de Zevenheuvelenloop.
Pier / leent / graag / boeken met plaatjes / bij de bibliotheek.
Let op: een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel!!!