deel les 10 feb (naamvallen)

1 / 13
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Was machen wir heute?
  • Toetsbespreking
  • Grammatik 

Slide 2 - Slide

Grammatik de Der-Gruppe
Hoe ziet de Der-Gruppe er in de eerste naamval (Nominativ) uit?


Slide 3 - Slide

Hoe vind je het onderwerp in een zin?

Hoe vind je het meewerkend voorwerp in een zin?

Hoe vind je een lijdend voorwerp in een zin?

Slide 4 - Slide

  • Hoe vind je het onderwerp in een zin?
Wie/Wat + gezegde?

  • Hoe vind je het meewerkend voorwerp in een zin?
Aan wie of voor wie + gezegde + onderwerp (+lijdend voorwerp)?

  • Hoe vind je een lijdend voorwerp in een zin?
Wie/Wat + onderwerp + gezegde?

Slide 5 - Slide

Je hebt ook de Der-Gruppe in de Dativ en Akkusativ

Nominativ = onderwerp = 1de naamval

Dativ = meewerkend voorwerp = 3de naamval

Akkusativ = lijdend voorwerp = 4de naamval

Slide 6 - Slide

Mache Aufgabe 20
timer
2:00

Slide 7 - Slide

Voorzetsels derde naamval
aus = uit
bei = bij
mit = met
nach = na, naar
seit = sinds
von = van, door
zu = naar (bij personen)

Slide 8 - Slide

Voorzetsels vierde naamval
durch = door
für = voor
ohne = zonder
um = om
bis = tot
gegen = tegen

Slide 9 - Slide

Üben
Kommen Sie zu (de) ____________ Party?

Kennst du vielleicht (deze) _________ Mann?

Ich habe (de) __________ Bäcker zehn Euro gegeben.

Das Heft ist für (de) ____________ Frau.
timer
1:00

Slide 10 - Slide

Üben
Kommen Sie zu (de) der Party (v)?

Kennst du vielleicht (deze) diesen Mann (m)?

Ich habe (de) dem Bäcker (m) zehn Euro gegeben. (3., geven aan)
Das Heft ist für (de) die Frau.

Slide 11 - Slide

Hausaufgaben
21, 22, 23, 24
timer
13:00

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide