Bijles 2: grammatica/spelling blok 2

Programma vandaag
- Grammatica blok 2
- Spelling blok 2
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 3

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Programma vandaag
- Grammatica blok 2
- Spelling blok 2

Slide 1 - Slide

Even voorstellen!
Grammatica blok 2
1. Hoofdzinnen en bijzinnen
2. Bijvoeglijke bijzin
3. Betrekkelijk voornaamwoord

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Hoofdzinnen en bijzinnen
  • Nevenschikkend voegwoord verbindt twee hoofdzinnen.
  • Je kunt hoofdzinnen los van elkaar gebruiken, de volgorde verandert niet.

Je kunt de nevenschikkende voegwoorden uit je hoofd leren: en, of, want, maar, dus. (Een oma wil meer dansen.)

VB: Ik houd van ongezond eten, maar ik sport heel veel. 

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Hoofdzinnen en bijzinnen
  • Onderschikkend voegwoord: verbindt een hoofdzin met een bijzin
  • Je kunt de bijzin niet los gebruiken zonder de woordvolgorde te veranderen.
- Er zijn veel onderschikkende voegwoorden met 'dat': doordat, nadat, omdat, totdat, voordat, zodat. 
- Andere onderschikkende voegwoorden zijn: aangezien, als, daarom, dan, hoewel, indien, mits, tenzij, terwijl, toen, zodra en of.

VB: Ik houd van sporten, omdat ik mij daardoor altijd beter voel.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

'Ik ga eerst mijn opleiding afmaken en daarna ga ik een wereldreis maken.'

Waar hebben we in deze zin mee te maken?
A
Enkelvoudige zin
B
Twee hoofdzinnen
C
Een hoofdzin en een bijzin

Slide 5 - Quiz

Waaraan herken je dat?
- Voegwoord
- Losse zinnen
'Je moet er snel bij zijn als je kaartjes wilt voor dat concert.'

Waar hebben we in deze zin mee te maken?
A
Enkelvoudige zin
B
Twee hoofdzinnen
C
Een hoofdzin en een bijzin

Slide 6 - Quiz

Waaraan herken je dat?
- Voegwoord
- Losse zinnen
Bijvoeglijke bijzin
Een bijvoeglijke bijzin geeft onmisbare of extra informatie over het woord dat ervoor staat.

Vb: 'Het shirt dat mijn moeder voor me kocht, is nog te groot.'

'Dat mijn moeder voor me kocht' = bijvoeglijke bijzin bij 'het shirt'.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

'Jesse die net zeventien is geworden wil zich graag opgeven voor rijles.'

Wat is hier de bijvoeglijke bijzin?

Slide 8 - Open question

En aan welk woord herken je dit?
'Gisteren vond ik het boek dat ik zo lang geleden ben kwijtgeraakt.'

Wat is hier de bijvoeglijke bijzin?


Slide 9 - Open question

En aan welk woord herken je dit?
Betrekkelijk voornaamwoord
Een bijvoeglijke bijzin begint meestal met een betrekkelijk voornaamwoord, zoals: die, dat, wat, wie.
Zo'n betr. vnw verwijst naar een woord(groep) daarvoor, dit noem je het antecedent.

Vb: Gisteren hoorde ik het liedje dat ik zo leuk vind. 

'Dat' verwijst naar 'het liedje'. 'Het liedje' is het antecedent.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Betrekkelijk voornaamwoord
Soms staat er geen antecedent in de zin. Je kunt wie en wat dan vervangen door 'diegene die' en 'dat wat'.

Vb: Wie zijn toets af heeft, mag een boek gaan lezen.

Je kunt 'wie' dan vervangen door 'diegene die'. 
                                                               
Diegene                 die               zijn toets af heeft, mag een boek lezen.
Antecedent    betr. vnw


Slide 11 - Slide

This item has no instructions

'Ik hoorde dat de man die daar woont elke dag een krant koopt.'

Wat is in deze zin het betrekkelijk voornaamwoord?

Slide 12 - Open question

Wat is het antecedent?
'Het enige wat ik wil, is een weekje vakantie.'

Wat is hier het betrekkelijk voornaamwoord?

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

Spelling blok 2
Even herhalen! Wat weten jullie nog?

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

'Men was verbaast dat hij het had overleeft.'

Zijn de werkwoorden goed gespeld? Zo niet, verbeter ze.

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

De leraar .......... (geloven, vt) hem voor geen meter.

Vul de juiste werkwoordsvorm in.

Slide 17 - Open question

This item has no instructions

Tegenwoordig wordt er ...................... (googlen) als men iets wil opzoeken.

Vul de juiste werkwoordsvorm in.

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

De jury had zijn straf dezelfde dag nog ............. (bepalen).

Vul de juiste werkwoordsvorm in.

Slide 19 - Open question

This item has no instructions

De vrouw ................... (weigeren, tt) de rekening te betalen.

Vul de juiste werkwoordsvorm in.

Slide 20 - Open question

This item has no instructions

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

'Fornuisen'
A
Goed gespeld
B
Fout gespeld

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het meervoud van 'paraplu'?

Slide 23 - Open question

This item has no instructions

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Display
A
Displaytje
B
Display'tje

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Extra's
A
Goed gespeld
B
Fout gespeld

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Hoe schrijf je het meervoud van 'braderie'?

Slide 29 - Open question

This item has no instructions

Hoe schrijf je het meervoud van 'idee'?

Slide 30 - Open question

This item has no instructions

Afsluiten
Zijn er nog vragen?

Volgende week (online): grammatica blok 3 met meneer de Goede.
Succes!

Slide 31 - Slide

This item has no instructions