Hofstelsel of feodalisme

Wat is het verschil?
- hofstelsel
- feodalisme
1 / 10
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Wat is het verschil?
- hofstelsel
- feodalisme

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Hofstelsel
- West-Romeinse Rijk is een agrarisch-stedelijke
  samenleving, dus landbouw en steden (handel en
  ambachten) -> geldeconomie
- Val van West-Romeinse Rijk -> verval van steden en dus 
  handel en ambacht -> "einde" geldeconomie
- Ontstaan van autarkische (zelfvoorzienende landbouw)
- horigheid
Economie

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

1. In 2014 werd in Utrecht bij werkzaamheden op het Domplein een schat gevonden. Er werden 52 gouden en 12 zilveren munten opgegraven die afkomstig waren uit de periode 560-700. De gouden munten waren voornamelijk in Utrecht zelf geslagen. De zilveren munten waren sceatta’s, een betaalmiddel dat in meer Noord-Europese steden werd gebruikt.
De vondst van deze schat nuanceert het gangbare beeld van de vroege middeleeuwen.
2p Noem dit gangbare beeld van de vroege middeleeuwen en toon aan dat de vondst dit beeld nuanceert.

Slide 3 - Open question

This item has no instructions

Feodalisme
- Het West-Romeinse Rijk werd van uit de steden bestuurd
- Einde agrarisch-stedelijke samenleving -> slecht wegennet
  en slechte communicatie, einde geldeconomie
- Vorsten zoeken naar effectieve manier om rijk te besturen
-> edelen (leenmannen) worden van grond voorzien, waardoor vorsten
    (leenheren) zich van steun en loyaliteit verzekeren.
-> eed van trouw
Bestuur - politiek

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Vraag 2
In de late middeleeuwen kwam het vaak voor dat een vorst, na zijn troonsbestijging, met een feestelijke intocht werd verwelkomd door de burgers van een stad in zijn rijk.
Bij zulke intochten legden de burgers een eed van trouw af aan de vorst.
Op zijn beurt beloofde de vorst plechtig de rechten en privileges van de
burgers te zullen respecteren.

3p Leg uit dat dit soort intochten passen bij twee kenmerkende aspecten uit
    de late middeleeuwen, maar ook aansluiten bij het feodalisme uit de
    vroege middeleeuwen.

Slide 5 - Slide

Dit soort intochten
• passen bij 'de opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende
zelfstandigheid van steden', want vorsten vonden het blijkbaar belangrijk zich te verzekeren van de trouw van de steden/burgers, wat wijst op het groeiende belang van die steden/burgers 1
• passen bij 'het begin van staatsvorming en centralisatie', want vorsten probeerden op deze manier hun
gezag te doen gelden (over de opkomende steden) 1
• sluiten ook aan bij het feodalisme, omdat de vorst en burgers
wederzijds eden aflegden / de burgers (alsof zij vazallen waren) trouw
zwoeren aan de vorst / de vorst zwoer de rechten en privileges van de
burgers te zullen respecteren (alsof hij de leenheer was) 1
3. Bij de Franken was het gewoonte dat alle vrije mannen zitting hadden in de lokale rechtbanken. Omdat er te weinig vrije mannen beschikbaar waren, werd vanaf de negende eeuw de rechtspraak steeds meer overgelaten aan scabini, meestal adellijke mannen.

2p Leg een verband tussen deze ontwikkeling en:
- de uitbreiding van het hofstelsel in deze tijd en
- de feodalisering van het bestuur.

Slide 6 - Open question

This item has no instructions

Antwoord
Kern van een juist antwoord is:
• De uitbreiding van het hofstelsel ging samen met een toename van de horigheid / een
  afname van het aantal vrije mannen dat beschikbaar was voor de rechtbank 1
• Door de feodalisering van het bestuur nam de invloed van de edelen
  toe (waardoor zij ook in de rechtbanken meer plaatsen op konden
  eisen) 1

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

4. Uit deze bron blijkt dat er na de vroege
    middeleeuwen in de bestuurlijke
    verhoudingen zowel sprake is van     
    continuïteit als van verandering.

4p Geef aan, telkens met een verwijzing naar de bron:
− welke continuïteit er bestaat met de vroege
   middeleeuwen en
− welke verandering er na de vroege
   middeleeuwen plaatsvindt. 

In 1231 ondertekent de Gelderse graaf Otto II in Arnhem een oorkonde waarin hij verklaart:
Door deze oorkonde geven wij aan het nageslacht te kennen dat ik, Otto graaf van Gelre en Zutphen, (…) heb gegeven aan de stad in Harderwijk en aan de burgers die erin verblijven en er later zullen verblijf houden, een jaar- en
weekmarkt en volledige vrijheid met onschendbaarheid van hun goederen, zodat deze stad zich mag verheugen in dezelfde vrijheid als de stad Zutphen geniet. Maar op voorwaarde dat zij geen horige, behorende aan mij of mijn
erfgenamen of mijn edele leenmannen of mijn dienstlieden, zal opnemen als burger zonder toestemming van mij en van mijn erfgenamen en van mijn edele leenmannen en dienstlieden. En de burgers van voornoemde stad zullen voortaan watertol betalen, zoals zij voorheen hebben betaald. En wanneer ik daar kom voor twee of drie nachten,
zullen zij die hooi en stro hebben, dit zonder enige betaling verschaffen aan de paarden van mij en mijn erfgenamen en van degenen die met mij of mijn erfgenamen meekomen. Wanneer ik daar voor langere tijd kom, zal ik zelf hooi en stro kopen. (…)
Gegeven te Arnhem, in het jaar des Heren 1231, tijdens de regering van heer Frederik, Rooms-Keizer, heer Hendrik, aartsbisschop van Keulen, en heer Wilbrand, bisschop van Utrecht, 11 juni.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Uit deze bron blijkt dat er na de vroege middeleeuwen in de bestuurlijke
verhoudingen zowel sprake is van continuïteit als van verandering.

4p Geef aan, telkens met een verwijzing naar de bron:
− welke continuïteit er bestaat met de vroege middeleeuwen en
− welke verandering er na de vroege middeleeuwen plaatsvindt.

Slide 9 - Open question

This item has no instructions

Antwoord
• De continuïteit met de vroege middeleeuwen is het handhaven van feodale verhoudingen /
  het hofstelsel 1
• die blijkt uit het noemen van Otto's leenmannen / de horigheid waarvan in de bron sprake
  is 1
• De verandering na de vroege middeleeuwen is de toegenomen zelfstandigheid van de
  steden in de late middeleeuwen 1
• die blijkt uit het verlenen van stadsrecht aan (de burgers van) Harderwijk / de mogelijkheid
  van horigen om naar de stad te trekken 1

Slide 10 - Slide

This item has no instructions