Leesvaardigheid 2 - open vragen

Leesvaardigheid 2
Oefenen voor CE - open vragen
1 / 23
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Leesvaardigheid 2
Oefenen voor CE - open vragen

Slide 1 - Slide

Doelen
  1. Aan het einde van de les heb je examenwoordenschat geleerd.
  2. Aan het einde van de les weet je hoe je open vragen moet beantwoorden.

Slide 2 - Slide

Signaalwoorden
Bekijk de komende 10 minuten de examenwoordenschat (blad, Quizlet, SOM of Classroom).

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Link

Open vragen
Hoe pak je een open vraag aan?
Altijd in het Nederlands antwoorden, tenzij ze om een Duits woord vragen!

Slide 5 - Slide

Aanpak
Lees de vraag goed en zorgvuldig! Waar moet je antwoord aan voldoen?
  • ‘leg in één zin uit…’
  • ‘citeer’
  • ‘omschrijf in je eigen woorden’
  • ‘Welke twee concrete voorbeelden worden genoemd?’

Slide 6 - Slide

Aanpak
  1. Zoek in de tekst waarnaar verwezen wordt (synoniemen!)
  2. Zorg ervoor dat je de alinea goed begrijpt en schrijf vertalingen op als je iets in je woordenboek opzoekt.
  3. Onderstreep het gedeelte met het antwoord.
  4. Formuleer je eigen antwoord: kort en duidelijk (niet alleen vertalen!)
  5. Schrijf je antwoord op in een goed lopende Nederlandse zin.
  6. Lees de vraag en je antwoord nog eens door? Heb je antwoord gegeven op de vraag?

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

timer
2:00

Slide 9 - Slide

Waarvoor worden de kaarten vervolgens vaak gebruikt volgens alinea 1?

Slide 10 - Open question

?

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

timer
2:00

Slide 14 - Slide

Hoeveel groepen mensen, waar hij met zijn reddingshonden naar op zoek gaat, noemt hij?

Slide 15 - Open question

timer
2:00
______________________________
______________________
_________________
_____

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

timer
2:00

Slide 18 - Slide

Hoe wordt dit in deze alinea nog op een andere manier geformuleerd?

Slide 19 - Open question

_____
______________________________
________
_______________________

Slide 20 - Slide

Tips
  • Lees de vraag zorgvuldig! Daar gaat het vaak mis!
  • Wees zo duidelijk mogelijk en schrijf geen halve zinnen: geen ‘ze’, ‘hun’ of ‘het’. Benoem precies wie of wat je bedoelt.
  • Als je het antwoord hebt gevonden, lees dan de vraag nog een keer door en beantwoord de vraag zoals ze dat willen.
  • Citeer geen Duitse woorden in je Nederlandse antwoord. Dan krijg je er sowieso geen punten voor.
  • Schrijf geen dingen tussen haakjes of achter je antwoord.

Slide 21 - Slide

Belangrijk
  • Schrijf leesbaar! Ik ben het inmiddels gewend, maar de tweede corrector niet. Onleesbaar = fout!
  • Een redenering die begint met “IK DENK DAT … “ is fout. Er wordt niet gedacht, er wordt examen gemaakt!
  • Niemand zit op jouw mening te wachten, we willen duidelijke antwoorden!
  • Alles staat in de tekst!
  • Interpreteer niet en denk niet door, maar denk na! (Let op de rode draad!)

Slide 22 - Slide

Oefenen
Ga naar SOM > leermiddelen > algemeen > Neue Kontakte

Open de examentrainer (rechtsboven)

Ga naar "gericht oefenen" en kies "open vragen"

Slide 23 - Slide